Lucas 3: 15-22

Epifanie

'Ook Jezus werd gedoopt'. Lucas zegt het haast terloops in een bijzinnetje, maar toch is het vanuit het voorafgaande een volslagen verrassing. Want zo juist hebben we nog uit de mond van Johannes de Doper gehoord met het oog op de komende Messias: 'Ik doop u met water, doch Hij die komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken: die zal dopen met heilige geest en met vuur. De wan is in zijn hand om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal hij verbranden met onuitblusbaar vuur.'
Dat is Johannes' prediking van het komende gericht, van het grote oordeel dat aanstaande is. Immers: de Messias-koning, die Johannes ziet naderen, is de Richter; de Richter, die recht zal spreken en recht zal doen; die de aarde komt richten in gerechtigheid; die de dorsvloer van onze wereld geheel zal zuiveren. De woorden van de profeten en de taal van de psalmen staan op het punt in vervulling te gaan. Dat is het spannende en adembenemende van de prediking van Johannes de Doper, het hoopvolle en huiveringwekkende tegelijk.
Hóopvol is het, want het betekent dat we mogen leven in de verwachting van een laatste, een effectief en rechtváárdig oordeel. Een gericht waarin alle goddeloosheid en alle onrecht wordt weggedaan van de aarde. Dit alles wordt als kaf verbrand. En vanwege dit richten in gerechtigheid door de komende Messias mogen we in goed vertrouwen en met een opgeheven hoofd de toekomst tegemoet gaan. Immers deze Messias-koning opent ons en onze wereld toekomst, glorierijke toekomst. Het kwaad weggedaan, het onrecht goedgemaakt, de leugen ontmaskerd, vernederde en ontgoochelde mensen worden in ere hersteld.
Een groots perspectief! Maar het is tegelijk angstig en huiveringwekkend. Want wie zal nog leven als Gods gerichten over de aarde gaan? Wie zal nog bestaan in Gods oordeel? Wie is dan niet reddeloos verloren? Kunnen wijzélf daarin bestaan en deze krisis overleven? Want ook aan ons kleeft het kwaad (en wij kleven zelf aan het kwaad!); ook wijzelf gaan niet vrijuit bij wat er aan onrecht geschiedt in de wereld.
Het komen van de Messias als Richter, het aanbreken van Gods koninkrijk (en dat is de inhoud van Johannes' prediking) plaatst ons en onze wereld in dit spanningsveld, tussen hoop en vrees, tussen vertrouwen en vertwijfeling. Zullen we ook zelf niet ondergaan met de bozen en de boosheid óf zullen we léven en het oordeel, de krisis doorstaan?

Deze angstige en kwellende vragen. Maar wat is nu het verrassende, het onverwachte dat we hier zien gebeuren? Nu, dit: 'ook Jezus wordt gedoopt'. Wat wil dat zeggen? Het betekent dat de door Johannes aangekondigde en aangewezen Richter zélf bukt en buigt onder het oordeel, het oordeel dat hij zelf geacht wordt uit te spreken en te voltrekken. De rechter neemt zelf plaats in de verdachtenbank.
Ziet u, dat raakt aan de kern van het ons verkondigde evangelie. Die doop van Jezus is maar niet een aardige bijkomstigheid, maar die doop is zijn weg en werk in kort bestek, zijn verhaal op een korte en sprekende formule gebracht. Dit begin van zijn weg bevat het beginsel van héél Jezus' weg en werk. En dat beginsel is zijn solidariteit, zijn bewogenheid tot het uiterste met in het gericht verloren mensen, met zondaren.
De Richter stelt zichzélf onder het oordeel. Om zó, solidair met zondaren - en niet anders - de Richter te zijn. Wij zondaren, dan wil ook Hij onder de zondaren gerekend worden; wij in het gericht dat vanuit de hemel over de aarde gaat reddeloos verloren, dan ook Hij verloren; wij nergens meer als het oordeel losbreekt dan ook Hij nergens meer.
Weet u, de doop is toch eigenlijk een huiveringwekkend en duizelingwekkend gebeuren. Zeker, dat zie je niet meer zo af van de dooprituelen in onze kerken. De doop, speciaal die van kinderen, is er een lieflijk, licht ontroerend gebeuren geworden met mooie doopjurkjes en de mensen in de kerk lachen een beetje als de dopelingen een keel opzetten. Ik zeg er geen kwaad van, maar vaak verdoezelen onze dooprituelen wel de diepe ernst van de zaak.
Want eigenlijk en oorspronkelijk is de doop een afdaling en een kopje onder gaan in het peilloos diepe water, ja, een ondergaan in het water van de dóod. Daarbij verlies je alle grond onder de voeten en je bent nergens meer. Alle houvast ontvalt je. Wie zal ons redden van deze ondergang, uit deze verlorenheid?

'Ook Jezus werd gedoopt'. Dat korte, verrassende zinnetje is het evangelie dat we vandaag mogen horen. Hij daalt tot ons af in ons verloren bestaan. Hij verliest zichzelf in het water van de dood. Hij zoekt wat verloren is of verloren dreigt te gaan. Hij laat ons niet over aan onze eenzame lot. In de wanhoop van het leven en te midden van de bedreigingen van de wereld is Hij 'God-mét-ons', Immanuel!
Dat
wil het zeggen dat ook Jezus gedoopt werd. Hij deelt ons lot. Hij buigt als een knecht onder de last en onder de schuld van het mensenleven. En we weten sinds Hem: niet de bodem waarop we gaan en staan, niet het land waarin we leven, kan ons uiteindelijk dragen en bergen, maar Hij draagt ons. En niet het bloed dat ons door de aderen stroomt doet ons leven, maar zijn voor ons vergoten bloed schenkt ons leven en levensvrijheid.
In Christus Jezus is God 'God-met-ons': met ons lot bewogen, met ons lijden begaan. Hij laat ons niet over en geeft ons niet prijs aan de gevolgen van onze wandaden, van onze zonden velerlei. Hijzelf ondergaat en draagt het oordeel dat de hemel over ons besloten heeft.

En zie! Van deze eerste dopeling, die Jezus is, zegt de stem uit de hemel: 'Gij zijt mijn zoon, de geliefde, in U heb ik mijn welbehagen!'
Want de doop is niet alleen ondergang in het doodswater, het is ook verrijzenis uit het doodswater, opstánding ten leven! Deze solidaire mens tot het uiterste is de mens zoals God hem gewild en bedoeld heeft. De ware mens, de mens die onze broeder is, die voor ons opkomt en voor ons instaat. Deze is het! Een mens, déze mens die onze broeder is, onze broeder in de nood. Aan Hem is de toekomst en wij hebben toekomst in Hem. Deze ter wille van ons lijdende en stervende mens wordt gekroond met heerlijkheid.
En zo viert de Kerk de doop van Jezus in een vreugdevol feest: het feest Epifanie, het feest van de VERSCHIJNING van de Heer in heerlijkheid, in glorie.
In en met Hem komt de mens aan het licht, voor de dag - uit het duister van een ellendig en verloren lopend bestaan, uit de impasse van een vergeefs leven.

Maar minstens één vraag blijft er nog over. Deze vraag: waar is nu dat óordeel gebleven, het grote gericht, dat Johannes aankondigde, als Jezus zo zeer de Rédder blijkt te zijn, de Redder van in het gericht verloren zondaren, de Heiland der wereld? Had Johannes de Doper dan ongelijk in zijn profetie? Wordt de dorsvloer van deze wereld dan níet gezuiverd en wordt het graan dan niet van het kaf gescheiden?
Dat zijn belangrijke vragen. En ik denk dat deze vragen ook de kern raken van het geschil tussen Joden en christenen rond Jezus als de beloofde Messias tot in onze dagen. Is de Messias dan niet de Richter die het kwaad weg doet van de aarde en schoon schip maakt met alle goddeloosheid en al het schreeuwende onrecht? Waar blijft dat zuiverende gericht dat we toch van de Messias-Koning mogen verwachten?
Want de Messias blijkt in Jezus een Redder van zondaars -en dat is aanstotelijk, met name voor het volk Israël. Het lijkt er op zijn minst sterk op dat Jezus de zondaars en de boosdoeners niet oordeelt, maar dat hij ze integendeel liefheeft. Hij zoekt hen op en gaat met hen om. Ja, hij zelf ondergaat en draagt het oordeel dat zij verdienen.

Genade voor zondaars! Dat is toch het evangelie!? En het wil zeggen: wie de doodstraf verdienen mogen léven. Zij krijgen nog een kans. We leven in de tijd van Gods gedúld. Laten we dan ook leven met hart en ziel!

Toch is dat oordeel over de zonde uit de prediking van Johannes geen pure vergissing, geen achterhaalde zaak. We kunnen en moeten zeggen: het oordeel zit precies in deze genade die God ons in Christus bewijst. Want wie zich aldus begenadigd weet, aldus gered van ondergang en dood, die kan niet meer langer onverschillig, hardvochtig, genadeloos (verder) leven, zijn leven is hem kostbaar geworden. Hij weet van de prijs die ervoor betaald is. 'Ons oude leven', zegt Paulus, 'is met Christus begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen.' (Rom. 6: 4).
Gods genade betekent ook een nieuwe levenswandel, een nieuwe levenshouding. Het kan niet bij het oude blijven. Gods genade betekent het oordeel over onze genadeloze manier van leven ten opzichte van onze medemensen, ten opzichte van alles wat adem heeft. Je kunt ook zeggen: Gods liefde ons betoond in Christus (en in al diens getuigen) oordeelt ons in onze liefdeloosheid.
Zo zit er wel degelijk oordeel in het ons verkondigde evangelie. Een scherp oordeel. Liefdeloosheid kan niet meer, genadeloosheid kan niet meer. Dat zijn afgelopen en aflopende zaken, die geen toekomst hebben. Maar in dit alles mogen we tot onze vreugde en verrassing horen en weten, van harte geloven dat onze Rechter allereerst onze Redder is, onze Heiland.
Dat ligt besloten in dat eenvoudige zinnetje 'ook Jezus werd gedoopt'. Dat is voluit evangelie. Goede boodschap voor wanhopige mensen en in een uitzichtloze wereld.

AMEN
(c) Rens Kopmels