Christelijk geloof en Islam

Twee jaar geleden (1999) werd ik als voorzitter van de Kontaktraad van Kerken in Delft gevraagd om samen met de moslims een gebedsdienst te houden na de aardbevingen in Turkije. 'Of is men daar nog niet aan toe?' vroeg de man die me daarvoor opbelde.
Nu ben ik een mens vol twijfels en onzekerheden, maar op zo'n punt ken ik geen aarzelingen en ben ik zeker van mijn zaak. Nog niet aan toe? Daar moet het eenvoudig niet heen. Ik ben geen islam-kenner, maar Allah is wel een andere godheid of grootheid dan de Naam die we aanroepen in kerk en synagoge. Dat verschil kan ons niet onverschillig zijn. De kwasi-diepzinnigheid dat Allah en JHWH in wezen dezelfde zijn getuigt alleen maar van een verbijsterende onkunde aangaande het kerkelijk en bijbels abc. Verre van een progressie moet dit een geestelijke terugval heten.
'Ik wil afdalen om te zien...' las ik afgelopen zondag in Genesis 18: 21, als de Here de goddeloosheid van Sodom en Gomorra gaat testen. Dat doet Allah nooit: afdalen in de laagvlakte van het menselijk bestaan, in de menselijke misere. Ook is het maar niet een toevallige bijkomstigheid dat God zich verbindt aan concrete namen en dáárin met en tegenover ons is. Niet anders. Het is wel aanstotelijk voor de mens, de religieuze mens met name, dat we buiten (de Messias van) Israël om geen toegang tot God hebben en Hij alleen in hem en op zijn weg met ons van doen wil hebben.
Als we in de dialoog met de islam abstraheren van deze concrete namen kunnen we wellicht beter thuis blijven. De mogelijke fenomenologische overeenkomst tussen Allah en JHWH mag ons Psalm 86: 8 niet doen vergeten: 'Onder de goden is niemand U gelijk, o Here, en niets is als uw werken.'
God als de onvergelijkelijke! Want Hij is een God, die geen God is, maar mens wordt en zo alleen Gòd wil zijn. Hij is een Heer, die geen heerschap is, maar de gestalte van een knecht aanneemt en zo en niet anders Heer is. Dat is toch elementair en van Allah is zulks nergens geboekstaafd.

Overigens heb ik twee jaar geleden wel toegezegd in de moskee tijdens de gebedsbijeenkomst een hartelijk woord namens de Kontaktraad te spreken en ik heb dat ook (graag) gedaan.
Een ietwat beschamende en tot nederigheid stemmende ervaring werd dat overigens wel. Als aan arrogantie grenzende, zelfbewuste Nederlander had ik natuurlijk nooit een voet in de Delftse moskee gezet. Maar dan moet men de schoenen uittrekken, op de sokken verder, krijgt men geen zetel aangeboden, maar moet op de grond zitten. De burgemeester met wie ik toevallig tegelijk binnen kwam verging het net zo. Een beetje besmuikt keken we elkaar aan. Dat zijn wij niet zo gewend. Niet zo kwaad voor dat soort lokale autoriteiten. Een oefening in deemoed. Dat komt een echte ontmoeting ten goede.

(In de Waagschaal, 27-8-01)
(c) Rens Kopmels