Gedenken

03-05-’03

Misschien ligt er in de Amerikaanse ziel een beeld opgeslagen van een juichend en feestend Parijs, augustus 1944, toen de Geallieerden daar als bevrijders werden ingehaald. Dat is in Bagdad toch anders. Een week na de gewelddadige 'bevrijding' is er al een demonstratie tegen de Amerikanen met tienduizend deelnemers. Dat is best veel. Hartelijk welkom zijn ze nauwelijks. Ook de buurlanden van Irak spreken hun ongenoegen uit over de Amerikaanse aanwezigheid. Het moet de Amerikanen te denken geven. 'Why do they hate us?' Die na 11 september '01 al gestelde vraag verdient opnieuw ernstige overweging, maar ze dringt maar moeizaam door tot de regeringsleiders.


Hoe was dat in '44 en '45 bij ons? Ik heb de leeftijd dat ik er nog een persoonlijke herinnering aan bewaar. Eind oktober '44 werd ons Zuid-Bevelandse dorp bevrijd door de Canadezen en ik geloof dat niemand, toen en later, die bevrijding tussen aanhalingstekens heeft gezet. Nee, er was geen feeststemming op die gure en natte zondag 29 oktober, maar opluchting zeker. Dat heb ik als zes-jarige nog wel kunnen registreren. De Canadezen kregen weliswaar geen bloemenhulde, maar er werden wel kisten appels tevoorschijn gehaald en kreeg elke passerende soldaat een appel op zijn bajonet geprikt. Een mooi herinneringsbeeld. Hoe troffen we ons huis aan dat we gedurende enkele dagen vanwege de frontgevechten hadden moeten verlaten? Ook dat weet ik nog. Het was er een onvoorstelbare bende. Onze Canadese vrienden hadden er een nachtje gebivakkeerd en er de boel niet bepaald netjes achtergelaten. Dat staat me nog bij. Ook dat moeder zuchtte, maar dat vader overliep van begrip. Zelfs meen ik dat het gouden horloge van zijn vader in de zakken van de bevrijders verdwenen was, maar nooit heeft hij zich daar over beklaagd. De bevrijding was een prijs waard. De verwoeste dorpskern en een twaalftal dodelijke slachtoffers onder de bevolking zijn nooit in mindering gebracht op de authenticiteit en de legitimiteit van de bevrijding. Althans zo herinner ik het me.


Was dat in Duitsland anders? Ik moet zeggen dat ik dat eigenlijk niet goed weet. We moeten niet onderschatten wat er bij ons b.v. in West-Zeeuws-Vlaanderen en Arnhem aan verwoesting en leed is aangericht tijdens de bevrijding, maar Berlijn en Dresden was toch nog iets anders. Pas toen de Marshall-hulp op gang kwam is de stemming ten opzichte van de Amerikanen in Duitsland ten goede gekeerd, hoorde ik iemand zeggen. Met de Russen, toch ook bevrijders, is het nooit echt goed gekomen.


Hoe belangrijk is toch goed en kritisch geschiedenis-onderwijs! En dat we de 4 mei-herdenking in ere houden! Als het verleden ons onverschillig is, zinkt het weg in vergetelheid en leven we als heidenen louter uit onze instinkten en ongereflecteerde impulsen. Het behoort tot het joods en christelijk gehalte van een cultuur dat de geschiedenis niet als voorgoed voorbije tijd wordt afgeschreven, maar in gedachtenis gehouden. Er staat nog een laatste oordeel uit over wat er is en wat er gewéést is, over 'levenden én doden'. In het licht van dat komende oordeel kunnen wij het verleden niet als irrelevant achter ons laten. Er moet nog wat goedgemaakt en opgeklaard worden, nog wat recht gezet en bestraft. Ook bevat het verleden nog niet-ingeloste belofte. Wat ooit begon, maar vastliep, draagt wellicht nog toekomst in zich. Dat geldt in het persoonlijk bestaan, maar ook cultureel. En ook 'God zoekt weer op, wat voorbij gegaan is' staat er zo kwetsbaar en haast ontroerend in Prediker (3:15)


Behalve door de oorlog in Irak werd ik nog enkele keren bepaald bij wat er in W.O. II in Europa heeft plaats gevonden. Ik zag de film 'De Pianist' van Roman Polanski. Een Poolse jood komt met het gezin waartoe hij behoort in het getto terecht, maar weet mede door zijn bekendheid als beroemd pianist onder te duiken en na vele ontberingen en haast onwaarschijnlijke ontsnappingen aan de ondergang te ontkomen. Moet je die film gaan zien? De barbaarsheid van het getto is er sober, maar daardoor des te indrukwekkender en aangrijpender in beeld gebracht. 'Ik weet dat al en hoef dat niet meer te zien', zei iemand. Daar heb ik begrip voor. Toch kan ik zelf me niet herinneren dat ik ooit een filmische of literaire verbeelding van het leven in het getto van Warschau gezien of gelezen had. Je weet het, maar je weet niet half hoe erg het was; wat een bestialiteit er schuilt in een beschaafd volk. De pianist wordt uiteindelijk en op het nippertje gered door een hoge Duitse officier, die hem aantreft op zijn onderduikzolder op zoek naar voedsel. Hij neemt hem niet gevangen, maar geeft hem voedsel en zijn soldatenjas. Dit blijk van (riskante) menselijkheid in een zee van barbaarsheid lijkt een literaire fictie, maar het is historisch. De pianist overleed pas enkele jaren geleden in Polen en van de Duitse officier is de identiteit ook vastgesteld. Deze kwam in 1954 om in een Russisch krijgsgevangenen-kamp. Ik zag dat in de auto-biografie die aan de film ten grondslag ligt fragmenten van het dagboek van deze Duitser zijn opgenomen. De werkelijkheid is altijd nog weer fantastischer dan het meest fantastische verhaal.


Dan was gisteren (18/4) een nieuws-item dat Simon Wiesenthal op 94-jarige leeftijd zijn werk als voltooid beschouwd. Hij heeft in ruim vijftig jaar 1000 nazi-misdadigers opgespoord. De misdaden tegen de menselijkheid verjaren niet. De beul heeft niet het laatste woord. Daarvan was Wiesenthal ons een levende en onvermoeibare getuige. Mismoedigheid en berusting ten aanzien van recht en gerechtigheid in een overwegend onrechtvaardige en voor velen bittere geschiedenis waren hem vreemd. De goddeloosheden blijven niet ongestraft. Ze gaan Gods oordeel tegemoet. Daarin mogen we geloven door de boosdoeners op te sporen en te berechten. Een onbegonnen werk is dat niet. Een voltooid werk evenmin. Maar Wiesenthal zij in zijn laatste levensdagen nog enige rust gegund.

(c) Rens Kopmels