Brief Van den Dool

Aart van den Dool reageert op onze laatste uitwisseling met onderstaande brief. De discussie is nog open en gaat misschien nog door.


Apeldoorn, mei 2007

Beste Rens,

Het inzicht dat de bijbel ook over de erotische liefde zeer verheven en als te vervolmaken schepping spreekt – Hosea: bruid voor eeuwig; Genesis: naar Gods beeld schiep hij hem, man en vrouw schiep hij hen; Openbaring: een nieuw Jeruzalem, getooid als een bruid voor haar man – roept de vraag op wat wij daar nu en hier van terecht brengen en kunnen brengen en moeten brengen, de vragen van de ethiek dus.
Ik dacht daar zeer originele ideeën over te hebben, maar zie, al die ideeën staan in jouw vorige stuk in IdW nr.7: "Zo is er naast de gehuwde staat ook die van de celibatair, waarin het evengoed op een waarachtig menselijke en Gode welgevallige wijze kan toegaan."
"Dan kennen we als (betrekkelijk) historisch novum in onze dagen ook de erkende homofiele relatie, zelfs het homohuwelijk, waarin zich Gods mens- en vredelievendheid niet minder kan spiegelen dan tussen man en vrouw."
Zo noem je nog een paar van die levensvormen op. En daar zeg je alomvattend van: "Al die vormen, inclusief 'ons' huwelijk, staan, behalve onder de zegen, ook onder de kritiek van de God van het verbond met zijn volk." Precies, hier hebben we in principe de hele ethiek van de erotische liefde. Ik had ook gedacht dat deze zon der gerechtigheid in vele straalbrekingen op aarde zichtbaar werd en ben het dus helemaal met je eens. Eindelijk iemand die het met me eens is!
Hoe dit principe nu verder uit te werken? Daar komen we natuurlijk nooit mee klaar. Maar laat ik een paar actuele kwesties noemen, die zeker van hier uit aangepakt zouden moeten worden.
Ten eerste de 'gewone' man-vrouw-relatie. Die hoort dus de liefde van de God van het verbond met zijn volk te weerspiegelen. En dat is niet de liefde als die van de Baäls, de baasjes, maar dat is een liefde in gelijkheid. Gelijkheid tussen man en vrouw, dat is een gelijkheid tussen twee ongelijken. De hele maatschappij is daar zo'n beetje mee begonnen dat zo'n beetje na te streven. Alleen zit de maatschappij nog zo vast aan het traditionele mensbeeld, waarin de mens in wezen en uiteindelijk een engel is, eén soort, dat er van die gelijkheid van twee ongelijken nog niet veel terechtkomt.
Dan zijn er de homofielen en hun verhoudingen. Maar ik wil het nu hebben over de verhouding van heterofielen en homofielen. Overal ter wereld roepen heterofielen: "homo's, jullie zijn niet zoals wij, dus fout!"
Ik zou die heterofielen willen vragen: Kijk eens naar jezelf en dan naar die verhouding man-vrouw, zoals de bijbel die in volmaaktheid schetst en belooft. Beantwoord je daaraan, heterofiel?
Ben je zo monogaam als daar als ideaal wordt gezien? Of ben je toch een beetje als Salomo van de oude stempel met z'n 1000 vrouwen?
En lees ook Genesis 2:24 eens goed: 'Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen'. Die vrouw, die je gaat aanhangen, is een andere dan je moeder! Want je moeder moet je verlaten. Nou, er zijn hele culturen, waarin dit onderscheid niet wordt gemaakt: moeder en vrouw zijn haast identiek, de ene gaat vanzelf over in de ander. Maria, de moeder Gods is ook de bruid van Christus. Waar is het onderscheid tussen Maria en Maria Magdalena?
Ik wil niet zeggen dat dit allemaal helemaal fout is. Nee, er wordt zo al duizenden jaren geleefd en goed geleefd. Alleen, gemeten aan de Bijbelse volmaaktheid, is er toch een onvolmaaktheid. Ook in de hetero dus!
En wat heb jij, hetero, dus van de homo te zeggen? Dat die onvolmaakt is? Maar dat ben je zelf ook!
En dan zijn er de celibatairen, de asceten, monniken en nonnen. Goddelijke mensen, die nu op aarde al als engelen zijn gaan leven in armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Wat zou onze christelijke cultuur zonder hen zijn? Die hele cultuur zou er niet zijn.
Na de reformatie zijn we dat wat vergeten. We zouden de hele geschiedenis van de kerk vanaf het begin wat beter moeten leren kennen. Bibliotheken zijn er over vol geschreven. Maar ja, lees dat maar eens.
Toch moeten ook de asceten zich aan het nieuwe inzicht in de bijbel spiegelen. Asceten leven als engelen, want in de hemel zijn we allemaal engelen. Is dat zo? Nee, de bijbel zegt dat we van het begin af aan man en vrouw zijn en dat in de volmaaktheid ook zullen zijn.
Nu is altijd gedacht dat de ascese opgekomen is vanuit Griekse ideeën, vanuit het dualisme van geest en stof: we moeten ons van de stof, het lichaam bevrijden en als onsterfelijke zielen de eeuwigheid ingaan. In dit licht is de christelijke ascese meestal gezien. Alleen, dit blijkt niet te kloppen: Ook in de joodse leefwereld heeft, al voor de jaartelling, ascese bestaan. En dat heeft in het Nieuwe Testament en daarna doorgewerkt.
De Nieuw-Testamenticus Prof. Pieter W. van der Horst heeft hierover een artikel geschreven, "Celibaat in het vroege Jodendom"*, waarin hij laat zien dat celibaat in het vroege Jodendom voorkwam, bij Philo, Josefus, de Essenen, in Qumran, bij Johannes de Doper, Jezus, Paulus. "De traditionele voorstelling dat het celibaat een louter en alleen onder Griekse invloed in het christendom ontstane innovatie is, moet echter worden herzien," aldus van der Horst.
Nu van der Horst met pensioen is, heeft hij misschien ook tijd om het Oude Testament eens goed te lezen. Dan zal hij zien dat ascese ontstaan is in het hart van het Oude Testament.
Hosea's liefesgeschiedenis loopt uit op ascese: "En ik zei tot haar: vele dagen zal je blijven zitten, je zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren, en ook ik zal tot je niet komen." (Hosea 3:3)
Ditzelfde zien we bij Jeremia: "Dan geschiedt het woord van de Ene aan mij om te zeggen: je zult je geen vrouw nemen, - en er zullen voor jou geen zonen en dochters zijn in dit oord." (Jeremia 16:1,2; Naardense Bijbel)
Uiteraard is deze ascese niet dualistisch gemotiveerd, maar, integendeel, vanuit de profetische visie op de volmaakte eindtijd en vanuit de vooruitgeziene ballingschap, die Israel nodig heeft om tot dat nieuwe inzicht te komen.
Ook de asceten hebben dus iets om om te denken, zonder dat zij nu perse hun ascese op moeten geven. Hosea en Jeremia maken duidelijk dat ascese nodig kan zijn om helse omstandigheden te boven te komen.

Dus Rens, tot zover een uitwerking van een paar actuele punten in jouw lijn, hoop ik. Verder vraag je vooral "een solide Bijbels-theologische fundering" van dit alles. Ik doe m'n best. Maar niemand schijnt dit te weten of te willen weten dan wij twee. Laten we dus rustig doorgaan met deze dialoog.

Aart van den Dool

* Pieter W. van der Horst, Joden in de Grieks-Romeinse wereld. Vijftien miniaturen. Meinema, 2003. (citaat p. 59)
De Bijbelcitaten zijn uit de oude NBG-vertaling met enkele wijzigingen, voor zover niet anders vermeld.