Bert ter Schegget indachtig

Toen ik maandagochtend in Trouw de vijf advertenties op rij gelezen had drong het pas goed tot me door: Bert ter Schegget is dood. Het staat daar zwart op wit. Het onontkoombare heeft zich ook aan hem voltrokken. Het doet pijn, want deze mens was me lief. Het geeft me deze dagen ook veel te denken en te gédenken.


Evert Jan de Wijer eert en gedenkt hem (in datzelfde nummer van Trouw) als een leermeester die hem 'de melodie van het lied van de Mensenzoon' heeft geleerd. Dat raakt voor mijn gevoel aan het geheim en het bijzondere van de volbloed theoloog die Ter Schegget was. Een lied van (messiaans) verlangen doorzong zijn leven en dat klinkt door in vrijwel al zijn theologische publicaties. Wie daar geen oor voor had kreeg ook de man zelf en de zaak die hem dreef en bezielde niet goed in het vizier. Hooguit kon men dan zijn onmiskenbare theologische vakmanschap erkennen en waarderen, maar de kans was ook groot dat men zich ergerde aan zijn radicaliteit, zijn strijdbaarheid en soms ongezouten kritische uitlatingen, vooral in de jaren zestig en zeventig. Hij werd in die tijd vereerd én verguisd als de grote progressieve voortrekker in kerkenland. Zijn faam dankt hij in brede kerkelijke en niet-kerkelijke kringen voornamelijk aan dit imago, maar mij heeft dat nooit zo aangesproken. Ter Schegget was ongetwijfeld voluit een modern mens, maar allerminst horig aan de moderniteit. Theologisch eigenlijk goed en ouderwets gereformeerd, al ging hij ook daar niet prat op, maar de grondige catechese door zijn vader van de Heidelbergse Catechismus is hij altijd trouw gebleven. Dat dat door zijn kriticasters vanuit de rechter flanken van de kerken nooit is onderkend heeft mij destijds flink geërgerd. Ze hadden het kunnen weten als ze Ter Scheggets boeken maar goed gelezen hadden. Dat deden ze niet, maar ze gingen af op een gerucht. Als theoloog was hij geworteld in de beste gereformeerde tradities, niet anders dan zijn grote leermeesters Karl Barth en K.H. Miskotte. Van de laatste heb ik hem altijd de meest representatieve opvolger gevonden. Eenzelfde bewogenheid, eenzelfde brede en diepe betrokkenheid bij de zaken van tijd en cultuur. Alleen een slag nuchterder, bevattelijker, minder barok en uitbundig.


Wie was Bert ter Schegget? De persoon komt ons misschien het meest nabij in dat meesterlijke bundeltje uit 1981 'Indachtig, herinneringen en schetsen'. Het eerste verhaal uit die bundel gaat over een Amsterdams, joods buurmeisje dat Poortje heet (van Zippora, de vrouw van Mozes) en dat door de Nazi's met haar familie met achterlating van haar kleine broertje gedeporteerd wordt. Ik kan dat heel korte verhaal hier niet vertellen, maar nu ik het weer lees springen me opnieuw de tranen in de ogen. Het verhaal 'Poortje' is een poortje om Bert ter Schegget diskreet in het hart te zien. Het is een onbedoeld kleinood van zijn persoon én zijn theologie.

Wat is het wonderlijke en bemoedigende van deze man? Misschien ook dat hij het kind trouw is gebleven dat zittend naast zijn oom de preken van ds. Kleis Kroon aanhoorde. 'Ik begreep er, geloof ik weinig van, maar ik ben helemaal in. Mijn oom zit ingetogen, al zijn vezels oor geworden, in opperste concentratie naast mij. Dit is het uur waar hij niet buiten kan, het uur der verdieping, der verheldering, het uur der bemoediging en der vertroosting, het uur waarop het stromen van de tijd van hoop en verwachting wordt vervuld, het uur van de bruid.' 'Nooit preek ik' zegt Ter Schegget dan, 'zonder mij voor te nemen ook ditmaal geen verraad te plegen aan dat verbaasde, dat gelukkige kind naast mijn oom.' 'Alleen strenge zakelijkheid (uitleg van de woorden), gepaard aan de moed om zich aan de verschrikkingen van het lieve menselijke leven bloot te stellen, kan een preek maken tot een zo indringend gebeuren als waarvan ik in al mijn prilheid de stille getuige was. Wij fietsten dan terug door een land dat zich nieuw voor ons opendeed.'


Preken heb ik van Ter Schegget heb ik niet zoveel gehoord, maar de vele gesprekken die ik met hem mocht hebben vooral tijdens de voorbereiding van mijn proefschrift hadden op mij een soortgelijke uitwerking als de preken van Kroon op de jeugdige Ter Schegget. Alleen al daarom zal ik deze mens nooit vergeten en hem altijd zeer dankbaar blijven gedenken. In 'de verschrikkingen van het lieve menselijke leven' bracht hij voor mij een verdieping aan, een uitzicht, de moed om niet te wanhopen. Ik prijs me gelukkig dat ik hem gekend heb en hij mij. Ook dat we elkaar zes dagen voor zijn onverhoedse dood nog minstens een half uur spraken. Hartelijk en indringend als altijd.


Uit: Woord en Dienst.(november 2001)

(c) Rens Kopmels