Matteüs 4: 17

‘Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen’. (Mt. 4:17)


Springstof bevat deze tekst. Gevaarlijke dynamiet. Geweldenaars en dwepers hebben ernaar gegrepen en verwoesting en mateloze verwarring gezaaid. Want als het Rijk van vrijheid en vrede op de politieke (of ook de kerkelijke) agenda wordt geplaatst dan is de dwingelandij niet ver en zijn andersdenkenden niet veilig. Dat hebben we in de vorige eeuw grootschalig gezien in het Russische communisme, maar waarachtig ook menig keer in de geschiedenis van kerk en christendom. Niet onbegrijpelijk dat we wat schuw en schichtig met deze woorden van het nabij gekomen Koninkrijk zijn omgegaan. We kunnen er vele kanten en zeker ook veel verkeerde kanten mee uit. Ze kunnen ook vele woorden en gevoelens in ons losmaken, maar ook daarmee zullen we kritisch en zorgvuldig moeten omgaan.


Hoe dit ook zij: deze tekst bevat de kern en vormt het begin van Jezus’ verkondiging. Dat kunnen we veilig zo zeggen.. Maar dan direct al de vraag: wat is de betekenis en wat zijn de gevolgen van deze opwindende, verrassende, maar ook verontrustende boodschap dat het Koninkrijk der hemelen nabij is gekomen? Ja, dat het op het punt staat vanuit de hemel door te breken in de aardse verhoudingen en dat het daar ongetwijfeld alle dingen onder kritiek zal stellen en nieuw en anders zal maken? De wereld van de mens en het menselijk bestaan zelf.


Onmiddellijk duidelijk is dat bepaald niet. Als weinig andere woorden uit de Schrift vragen deze om een nadere en ook behoedzame uitleg. Dat willen we proberen, maar laten we daarbij niet de illusie of de pretentie hebben dat we elkaar haarfijn kunnen uitleggen wat die nabijheid van het Koninkrijk nu precies inhoudt en betekent.


Letten we allereerst op de afzonderlijke woorden van deze verkondiging. Het Koninkrijk is niet een koninkrijk in de hemel, maar het komt vanuit de hemel naar de aarde. Dat heeft men in de lange traditie van het christendom wel eens anders gezien (en ach, respect en begrip daarvoor), maar die opvatting, van het Rijk in de hemel, is toch wel strijdig met de strekking van het ons verhaalde en verkondigde evangelie.


‘Uw Koninkrijk kome’, bidden we immers elke week in het gebed dat Jezus ons geleerd heeft en direct daarop volgt: ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op de aarde’. Tussen die twee beden is er trouwens wel een innige samenhang. Gods Koninkrijk komt, meldt zich aan, als Gods wil, Gods Wet ten einde toe gedaan wordt op aarde. Nu, dat laatste geschiedt op de weg die Jezus gaat en dan breken daar de wondertekenen van Gods heilrijke heerschappij uit. Tekenen van genezing en verlossing. Lichtsignalen van de beloofde toekomst en het beloofde land. De mens mag mens zijn. Daar komt het eigenlijk steeds op neer. Gezond en wel, gevoed en gekleed, niet in vrees verward of door demonen of angsten gekweld, maar hij mag leven met een opgeheven hoofd en een onbekommerd hart, in goed vertrouwen. Zo is hij een teken van Gods manifest wordende heerschappij en spiegelt hij, ja, is hij Gods glorie. Want Israëls God wenst zich geen andere glorie of heerlijkheid dan die van zijn mens en zijn schepping.


Ondertussen hebben we genoteerd dat de tekenen van het aanbrekende Koninkrijk zich voordoen op en langs de weg die Jezus zelf gaat. Dat is de weg naar Jeruzalem en tevens de weg naar het kruis. Langs geen andere weg komt het Koninkrijk. Dat moeten we goed vasthouden.


Maar het Rijk is ook nog toekomst. Het staat nog uit. Weliswaar is het geen verre toekomst, maar. zoals we al hoorden, nabije toekomst, die zich al aankondigt en aftekent in het hier en nu en die het heden onder spanning zet. Het Koninkrijk komt en (zoals Noordmans het eens zei) ‘het houdt niet op te komen’. Dat wil zeggen: het is blijvend actueel. Als een gistend gist doortrekt de verwachting van het komende Rijk de geschiedenis van Europa waarin in onze tijd de hele bewoonde wereld betrokken is geraakt.


Maar het is er nog niet. Gerechtigheid en vrede wonen nog niet, nog lang niet, breeduit op aarde. Bepaald niet. Dat moge duidelijk zijn. Maar het Rijk komt en zo is het er als werkzame belofte. Je mag daarbij ook nog bedenken dat het komen de stijl is van God zelf, zoals die zich aan Israël heeft doen kennen. Ook God komt! Hij is er niet altijd en overal als een eeuwige presentie (de heiden in ons zou dat wel willen), maar Hij zal er zijn, ter plaatse en te rechter tijd. Dat mogen en moeten we geloven zonder het altijd te zien of te ervaren. Ook hier hebben we alleen de zekerheid van zijn belofte, die niet altijd onmiddellijk in ervaring en vervulling bevestiging vindt.


En dan: het Koninkrijk is nabij. Dat ‘nabij’ is misschien te vergelijken met de nabijheid van de naaste. De naaste dan als de mens die ons tegemoet treedt, aanspreekt en die ons betrekt in zijn bestaan; de naaste als een ongenode gast of als een ongewenste vreemdeling, die we niet naar onze hand kunnen zetten, (want dan zou hij ophouden onze naaste te zijn!), maar die nochtans in zijn nadering en nabijheid ons onderbreekt, heilzaam stoort wellicht, in onze plannen en projecten, zodat we tot inkeer of omkeer moeten komen, net als bij de nadering van het Koninkrijk. Want dat is de oproep die met de prediking van het nabij gekomen Koninkrijk gepaard gaat. ‘Bekeert U!’ Verandert van gedachten, van gezindheid, ja, van levenswijze. Want vanuit het komende Koninkrijk komen onze materiële en sociale zekerheden, maar ook onze politieke, morele en religieuze overtuigingen onder kritiek te staan. Kortom niet minder dan onze identiteit komt onder kritiek te staan. Want we menen alleen onszelf te kunnen zijn in ons bezit, ons beroep, ons familieverband, onze min of meer heilige overtuigingen. Hoe kunnen we dat alles loslaten zonder onszelf totaal te verliezen? De eerste discipelen van Jezus doen het. Ze verlaten hun beroep en hun familie op de roep van Jezus om hem te volgen op diens weg in een ongewis avontuur.


Dat zijn geen aangename dingen voor mensen die op hun rust en hun gemak gesteld zijn. Maar of het ons nu lief is of niet de ernstig te nemen aankondiging van het Koninkrijk betekent onvermijdelijk en op zijn minst een niet te stillen onrust. Onrust in ons gemoed en onrust in de wereld. Want de dingen kunnen niet blijven zoals ze zijn. Het is een illusie van de welgestelde dat deze wereld, waarin we leven, per saldo ‘de beste van alle mogelijke werelden’ zou zijn en dat de toekomst een niet al te schokkende en vanzelfsprekende prolongatie van het heden en verleden is. Een herhaling op een hopelijk wat hoger en beter niveau. Dat zijn gedachten en gevoelens die we, ook als christenmensen, maar al te graag koesteren. Ze zijn maar al te menselijk en ook onszelf zeker niet vreemd. Maar of het strookt met de Bijbelse verkondiging en met verhaal van het evangelie is zeer de vraag!


De aankondiging van het komende Koninkrijk betekent onrust en onzekerheid voor de gezeten en zelfbewuste burgers van deze wereld, maar het is ook hoop, hoop voor de hopelozen en de verliezers in deze wereld in de eerste plaats. ‘Zalig de armen van geest (en dat zijn de mensen die adem te kort komen), want voor hen is het Koninkrijk der hemelen’, zal het straks klinken uit de mond van Jezus. Tegelijk met de onrust en de onzekerheid is ons ook de hoop geschonken; hoop die leven doet en die ons doet verlangen en reiken naar een nieuwe wereld waarin gerechtigheid woont en waarin de mens mag opstaan uit zijn verdrukte en vernederde staat, uit armoede en eenzaamheid.


Die hoop op een nieuwe tijd en een nieuwe wereld leefde sterk, deels marxistisch getransformeerd, onder de jeugd van de jaren zestig. ‘We can built Jerusalem now, if we will!’. Dat was een stem die ons bereikte vanuit Amerika. We kunnen de stad van de vrede bouwen, als we het maar willen. Overmoed ongetwijfeld. Maar er leefde in alle ongerichte opgewondenheid en opstandigheid van die dagen ook een authentiek besef en vermoeden dat het mensenleven meer bevat aan zin en belofte dan dat het feitelijk biedt. Een surplus aan zin dat ons onthouden wordt of dat we onszelf onthouden. Want ‘dat kan toch niet alles geweest zijn’, zoals de socialistische zanger en dichter Wolf Biermann uit de DDR het zong, ‘dat beetje voetbal en dat rijbewijs’. Zijn ontevredenheid werd hem in het gevestigde socialisme van de DDR overigens niet in dank afgenomen en hij werd ‘ausgebürgert’ naar de toenmalige Bondsrepubliek waar zijn stem van hoop en verlangen smoorde in de daar heersende welvaart. Maar de wanverhoudingen in de wereld bleven bestaan.


We keren nog even terug naar onze tekst en menen dan te kunnen zeggen in de lijn van het evangelieverhaal, maar ook op grond van de historische ervaringen dat het Koninkrijk weliswaar bestemd is voor de mens en de wereld, maar dat het komt vanuit de hemelen. Wij kunnen het niet afdwingen, moet bouwen, niet stichten. We kunnen het niet als een ideaal of als een utopie op onze agenda zetten en het dan stapje voor stapje proberen te realiseren of dichterbij te brengen. Dat leidt alleen maar tot teleurstelling en resignatie. Ja, tot massaal ongeloof – buiten, maar ook binnen de kerk – in de komende en nabij zijnde realiteit van het Vrederijk. Dat Is toch op zijn best een illusie die alleen een enkeling zich nog maakt. Is het al niet mooi als we het een beetje fatsoenlijk houden onder elkaar en een ieder in zijn waarde laten? Als we dan op een of andere manier nog geloven in een uiteindelijk Rijk van vrede dan verschuiven we dat naar een verre, verre toekomst, waar het zijn kracht en betekenis verliest voor onze dagelijkse dagen in het hier en nu.


Willen we met die verkondiging van de nabijheid van het Koninkrijk niet in een uitzichtloze impasse belanden, dan zullen we hier Jezus zelf, als de heraut en de verborgen koning van dat Koninkrijk, niet uit het oog mogen verliezen. Hij toch zal er in zijn levensgang en zijn levensdaad de waarachtige en betrouwbare uitleg aan geven.


Veel is hier over te zeggen, te preken en te verhalen, maar we beperken ons tot één wezenlijk element. Jezus gaat de weg van de borgstaande liefde voor zwakken, zieken en zondaars. Als de Goede Herder die zijn leven stelt (en tenslotte geeft) voor zijn schapen. Zwakken worden opgericht, zieken vinden genezing, zondaars worden gered. Dat zijn de bemoedigende en diep verheugende tekenen van het aanbrekende Rijk. De kracht van de liefde, die in Jezus openbaar wordt, is er het geheim van.


Het Rijk van vrede en gerechtigheid kunnen wij niet stichten of bewerkstelligen. Dat is ook wel een harde les voor de zelfbewuste mens van de moderne tijd, die alles meent te kunnen organiseren en reguleren. Maar dat wil niet zeggen dat we hier tot volstrekte machteloosheid zijn gedoemd en dat onze rol hier is uitgespeeld. Dat zeker niet. Want we kunnen en moeten om het komen van het Koninkrijk in ernst en volhardend geloof blijven bidden, ervan zingen in liederen van hoop en verlangen, de gerechtigheid van het Koninkrijk zoeken vóór alle dingen. Dat is werkelijk niet weinig. Maar het meeste en het voornaamste in dit alles is het te blijven en te wandelen in de geduldige, vindingrijke en voor elkaar opkomende en instaande liefde. Op de weg en de wijze van Jezus. Op die weg mogen we rekenen met verrassende tekenen van het komende Rijk.


We blijven erin geloven!


AMEN

(c) Rens Kopmels