De Bijbel of de Heilige Schrift

In de kerken van de reformatie ligt op de kansel de opengeslagen bijbel om aan te geven dat dit boek een sleutelpositie inneemt in de vergadering der gelovigen.
We spreken er over de Heilige Schrift, in het enkelvoud, al bevat de bijbel een meervoud van geschriften; een meervoud van zeer uiteenlopende geschriften. Direct dus al de vraag wat die zeer verschillende geschriften tot een eenheid smeedt. Het antwoord zal moeten zijn: De eenheid van de Schrift is gelegen in het eenparig getuigenis van de ene NAAM, van de ene God in Zijn openbaring.

Heilige Schrift
Wat betekent Heilige Schrift als aanduiding van de bijbel? In het Latijn is het 'scriptura sacra'; en sacer betekent heilig in de zin van (toe)gewijd aan...en wel toegewijd aan God in zijn openbaring. 'Sanctus', een ander Latijns woord voor heilig, is de Schrift niet. Dat is alleen de Heer der heerscharen (Jesaja 6:3), de drie-enige God zelf. De Heilige Schrift is apart gesteld, afgezonderd van alle andere boeken om van deze God te getuigen, maar is zelf niet heilig in de zin van onaantastbaar; ook zijn bepaalde vormen van bijbelkritiek geheel legitiem. Ze is eerder géheiligd, d.i.: de Schrift staat in een vaste dienstbetrekking tot Gods openbaring, tot Gods 'dabhar', zijn Woord en daad.

Woord van God.
De bijbel is het Woord van God. Zo hebben met name de gereformeerden het altijd gezegd. Maar ook deze kwalificatie behoeft toelichting, want vele misverstanden doemen er mee op.
Laten we om te beginnen stellen: bijbel en Woord van God vallen niet zonder meer samen. Ze zijn niet zonder meer identiek.
Zeker, de bijbel is het Woord van God, zij het in het getuigenis van profeten en apostelen. Dat wil zeggen: het Woord van God komt (gemeenlijk) tot ons, in ieder geval in de Schrift, middels mensen in hun menselijkheid. Gods Woord sluit het mensenwoord niet uit, maar eerder in. Het mensenwoord in al zijn onvolkomenheid, dus inclusief 'fouten en vergissingen', in zijn tijdgebondenheid en culturele bepaaldheid. Als we dat inzien en erkennen dan hebben aanzienlijk minder moeite met (schijnbare) tegenstrijdigheden, onwaarschijnlijkheden of historische en geografische onjuistheden. De Schrift is ook een door en door menselijk document. Dat komt evenwel niet in mindering op de Schrift als Woord van God.

Er is hier analogie met het christologisch dogma van Chalcedon dat zegt dat Christus én volkomen God én volkomen mens is. Het één komt niet in mindering op het ander.
En in de leer van de Heilige Geest (de pneumatologie) is het steevast zo dat in het werk van de Geest mensen uitdrukkelijk worden ingeschakeld. De Geest is 'God-in-ons' óf: de Geest getuigt met onze geest. Ze zijn niet identiek, maar de Geest woont wel bij ons in en wij leven, spreken en handelen in de overmacht of door de inspiratie van de Geest en dat zonder dat wij als subjecten worden uitgewist, terzijde gesteld, ja, eerder als zodanig worden opgeroepen. Zo moeten we het ons ook voorstellen dat in de bijbel de Geest van God, de Heilige Geest, mensen als zijn getuigen in dienst neemt. De onfeilbaarheid van Gods Woord sluit menselijke feilbaarheid en onvolkomenheid niet uit. Ja, zelfs kunnen mensen in hun leugenachtigheid door de kracht van de Geest precies de waarheid spreken, zoals o.a. blijkt in de woorden die mensen spreken rond het kruis van Jezus. (Kajafas, Pilatus, de spottende voorbijgangers).
Zo doet de menselijkheid van de Schrift (als we op dat been gaan staan) niets af aan de goddelijkheid ervan en betekent de goddelijkheid van het Woord niet dat er geen mensen in al hun menselijkheid aan te pas komen.
Is de bijbel nu het Woord van God? We zullen moeten zeggen: ja én nee. Er is een dialectische identiteit (d.i. een identiteit die een niet-identiteit insluit) tussen de bijbel en Gods Woord. We kunnen ook spreken van een indirecte identiteit.

De notie 'Woord van God'.
Het Woord van God is in de bijbelse samenhang vooral aanspraak. Het is een Woord tot ons. Een Woord van de A(a)nder, van de overzijde. Niet ons woord. Het is niet opgekomen in ons hart. Het is dan ook niet zo zeer een mededeling omtrent een stand van zaken. Het wil geen historische informatie verschaffen. We worden aangesproken, (op)geroepen. Het is roeping, belofte, gebod. Het komt tot ons in verschillende vormen: historieverhalen, profetieën, maar ook sagen en legenden, gedichten en liederen, spreuken en gelijkenissen, geboden en gebeden. God kan in al deze vormen ons aanspreken en betrekken in zijn geschiedenis. Er schemert ongetwijfeld reële geschiedenis door in veel bijbelverhalen, maar het is niet erg zinvol om op de 'historiciteit' van die ons verhaalde geschiedenissen zware nadruk te leggen. Het gaat er om wat in die woorden en verhalen tot ons, en wel tot ons heil, tot onze troost gezegd, verkondigd wordt. De bijbel is verkondiging, prediking, zij het op de ene plaats duidelijker dan op de andere. De betrouwbaarheid (de waarheid) is niet van historische aard, maar betekent dat je op Gods Woord kunt vertrouwen. God is getrouw. Hij doet wat Hij zegt en belooft.
We kunnen ook wel zeggen dat de Heilige Geest de auteur is van de bijbelse geschriften (de leer der inspiratie), maar dan moeten we wel bedenken dat de Geest een (groot) dichter is, die zich ten aanzien van het historische materiaal grote dichterlijke vrijheden permitteert. Want gemeten met historisch-kritische maatstaven leek er weinig of niets te kloppen van de ons overgeleverde (historische) bijbelverhalen- tot grote schrik en hevige verontwaardiging van de orthodoxie, met name in de kerken van de gereformeerde gezindte.
Historisch gesproken ligt er geen solide historische bodem onder de bijbelverhalen. De moderne wetenschap in de vorm van geschiedeniswetenschap, maar ook als biologie of kosmologie, kan weinig of niets met de bijbelse informatie in die zin. Maar de bijbel pretenteert ook geen historie-wetenschap te zijn of een alternatief te bieden voor (b.v.) de lange tijd beruchte evolutietheorieën. (Schepping tegenover evolutie, dat is een onvruchtbaar en onnodig dilemma).In alles wat de bijbel zegt worden wijzelf aangesproken, uitgedaagd, opgeroepen, ondervraagd, gekritiseerd. Het bijbelwoord bevat Gods aanspraak op ons. Ook zijn oordeel. Het Woord is vrij, niet gebonden aan historie of onze psyche.
De vraag is dus niet: wat zit er achter de bijbelverhalen, maar wat wordt er ons op het hart gebonden, in het oor gefluisterd.

Het Boek der boeken.
De bijbel is met name in de kerken van de Reformatie 'de enige bron en norm' voor de kennis van God en van 's mensen heil. Streng volgehouden sluit dat elke zelfstandige functie van de 'natuurlijke godskennis' en de natuurlijke theologie uit. Dat we God ook kennen uit (liever: herkennen in) natuur en geschiedenis komt daarmee op de tweede plaats, terwijl ook in de klassieke gereformeerde (om van de katholieke maar te zwijgen!) de volgorde bijna altijd anders is: aan de heilskennis gaat de natuurlijke godskennis vooraf en deze vormt daarmee het raam waarbinnen de kennis middels het Woord verstaan wordt.
Toch maakt de bijbel andere boeken niet waardeloos. Ook die moeten we lezen! Die boeken en berichten gaan oplichten en spreken in het (kritische) licht van de Schrift. De bijbel moedigt die lezing aan en maakt ze niet overbodig. Naast de bijbel moeten we de krant lezen (zei de jonge Karl Barth).
Ook betekent de voorrang van de Schrift niet dat we geen aandacht besteden aan wat er in de natuur, de geschiedenis en het menselijk leven te zien en te ervaren valt. Die tekens te verstaan, te duiden is van het grootste belang. Ook daar vinden we waarheid en licht, betrouwbare kennis, maar ze wordt (in principe) gemeten en gewaardeerd aan wat we in de Schriften horen.

We hebben n.l. reden om te geloven, erop te vertrouwen dat Gods Woord uit de hoge weerklank vindt en heeft gevonden op aarde, in mensen. Het keert niet ledig terug naar de hemel, maar het is werkzaam en vindt antwoord, responsie, in mensenlevens. Het Woord wordt gehoord en gehoorzaamd in de daadwerkelijkheid van het menselijk bestaan. En ook in die antwoorden van mensen, van de kerk, kunnen we Gods Woord vernemen.
Zo kunnen en hoeven we niet te volstaan met de bijbel, maar valt Gods Woord ook te beluisteren in de antwoorden van mensen, in kerk, belijdenis, prediking, liederen en gebeden, op dat tot hen gesproken Woord van God. Maar ook in de wijdere zin, ver buiten de kerkelijke en christelijke actieradius, mogen we ermee rekenen dat Gods Woord weerklank vindt- en zo en daar tot ons komt!
Het zal betekenen dat we met open ogen en open oren in de wereld staan, omdat de God die we uit de Schriften kennen zich niet onbetuigd laat in de mensenwereld en zelfs in de buitenmenselijke wereld van natuur en kosmos.
(Vergl. Gezang 497: 4 uit het Liedboek: 'Laat dan mijn hart U toebehoren/en laat mij door de wereld gaan/met open ogen, open oren/om al uw tekens te verstaan...')

Christus is het Woord van God.
Wat het Woord van God tot ons en onze wereld gesproken, naar ons uitgegaan, inhoudt, lezen we af uit de gestalte van Jezus Christus. We horen dat het duidelijks in het 'vleesgeworden Woord' (Joh. 1: 14).
Daarbij kunnen we vragen: hoezo is Jezus het Woord van God? Nu, doordat hij het Woord van God, opklinkend vanuit Mozes en de profeten, horend doet, uitlegt, exegetiseert in de daad van zijn bestaan, in zijn levensweg. Zó het Woord van God, zoals dat tot hem komt door Mozes en de profeten, daadwerkelijk horend spreekt hij het, ja, is hij het.
Het geldt analoog ook voor Jezus' volgelingen: het Woord horend en gehoorzamend, Hem volgend, spréken ze het ook, getuigen ze van Hem.
We zijn sprekers als hoorders, voorgangers als volgelingen, leraren als leerlingen, apostelen als discipelen, actieven als gevoeligen voor het woord van de A(a)nder.
De kerk is primair een luister-en leerschool en de bijbel is daarbij het lesmateriaal.
Ze bevat 'luisteroefeningen', leestrainingen, om te leren horen en te onderscheiden waar het hier en nu, voor ons en onze tijd, op aankomt.
Christus is daarbij het beslissende en diepste Woord van God naar ons uitgegaan. Van Hem uit lezen en horen we de Schriften, vanuit onze vrijheid in Christus.
Wordt daarmee met name het Oude Testament (Wet en profeten) niet overbodig? Nee, want de Wet wordt in Hem vervuld (zegt het N.T.) Niet afgeschaft, maar wet en profeten worden in Christus ten volle van kracht!
Dat zal betekenen dat we in de kerk de lezing van de Wet hernemen, opnieuw, nog eens lezen. Dus: vanuit het einde, de strekking, de vervulling. We zijn daarin niet meer onderworpen aan de letter, hoe zeer we ook de Schriften in hun woordelijkheid eerbiedigen en dus niet naar onze hand zetten. We blijven ze respecteren als woorden tegenover ons, die ons interrumperen, te denken geven, vragen stellen, wegen wijzen, waar we geen wegen zien. Ook: ons oordelen, kritiseren in onze eigenmachtigheid, eigenwijsheid, eigendunkelijkheid.
Kortom: we worden erdoor aangesproken, onderbroken in onze vanzelfsprekende waarheden, geschokt in onze zekerheden, maar dit alles als door Christus bevrijde en geliefde mensen.
Die vrijheid zal inhouden dat we zelf ook vragen stellen aan de Schrift. We moeten de schriftwoorden zelfs uitleggen om te verstaan wat er tot ons in gezegd wordt, wat ons erin op het hart wordt gebonden als Gods Woord en gebod tot ons en in onze tijd.
Daar is de kerk gedurig mee bezig om zo 'te onderkennen wat de wil van God is...'
(Rom. 12:2), de weg die we gaan moeten. Een opgave van wereldhistorisch belang.

(Cursusmateriaal; niet eerder gepubliceerd)
(c) Rens Kopmels