Sta op en wandel
Over de onmogelijkheid van Bijbels geloof
Wouter Klouwen heeft een opmerkelijk boek geschreven. Sta op en wandel is de titel; met als belangrijke ondertitel Over de onmogelijkheid van bijbels geloof. Over dat laatste gaat het in alle hoofdstukken van dit geschrift. Het kan niet! Geloof in die ongelofelijke, ja onmogelijke dingen waarvan de Schrift gewaagt. Maar toch is dit alles, misschien juist daarom, uiterst relevant en betekenisvol. Dat aan te tonen en te verduidelijken is de bedoeling van dit boek en de ambitie van de auteur. Hij doet dat in eenvoudige taal en met zorg gekozen woorden. Dat het niettemin een 'ongemakkelijk' boek geworden is ligt dan ook zeker niet aan de schrijver, maar aan het behandelde thema. Of misschien beter gezegd: dit thema laat zich niet thematiseren. Niet overzichtelijk of inzichtelijk maken. Het past niet binnen de horizont van onze wereld en het treedt buiten de oevers van ons bewustzijn. Dat vrijwel alle kernzaken in de bijbel en het credo, gemeten aan wat wij mogelijk achten onmogelijk en dus (?) onwerkelijk zijn, moeten we niet afzwakken, maar voluit ernstig nemen. Het kan niet! Wat de bijbel verhaalt moet dan wel religieuze verbeelding zijn. Mythologie of poëzie. Dat hoeft zeker niet te betekenen dat we daarom aan de Schriften geen enkele waarde zouden moeten hechten, want het loont wellicht zeer de mythen, de religieuze verbeelding en poëzie te verstaan vanuit de menselijke existentie; ze als het ware op te vangen en te integreren in ons 'Sebstverständnis', om dat zodoende te verhelderen en te verdiepen. 'Existenzerhellung' heet dat zo fraai in het Duits. Er valt een heel theologisch programma van te maken. Dat is ook gebeurd en het gebeurt nog: door Rudolf Bultmann destijds en door Eugen Drewerman later, om ons tot die namen te beperken. Religie zit in onze culturele erfenis, misschien zelfs in onze genen en waarom zouden we er geen dankbaar gebruik van maken om de mens en het menselijke beter te verstaan?
Respectabel wat ons betreft. Maar de ernstig te stellen vraag is wel of dat recht doet aan de inhoud en de strekking van de in de bijbel verhaalde geschiedenis. Missen we zo niet het wezenlijke en het unieke van wat ons in de Schrift ingefluisterd en verkondigd wordt? Er blijft in die spirituele verdieping van het menselijk bestaan een niet te recipiëren en integreren rest in het Bijbels getuigenis. Bovendien blijven de grondstructuur van het bestaan en het grondpatroon van de wereld er onaangetast in. De vraag is of deze benadering oog en oor heeft (of ook maar hebben wil) voor het volstrekt nieuwe en het gans andere dat ons in de Schrift verkondigd wordt: een nieuwe wereld, de mens als een nieuwe schepping.
Ongetwijfeld bevat de bijbel het nodige aan spirituele inspiratie, aan ethisch onderricht en levenswijsheid. Ja, we hebben hier te doen,zegt men, met een van de meest indrukwekkende expressies van de menselijke geest. Naast andere, natuurlijk naast andere, zeggen alle verdedigers en pleitbezorgers van religie en spiritualiteit. Maar ofschoon we aan de verachting van de religie, hetzij onder de geletterden, het zijn onder de ongeletterden, niet wensen mee te doen, het mag ons evenmin ontgaan dat de menselijke religiositeit in de bijbel doorlopend en radicaal onder kritiek staat. De religie is misschien de meest geraffineerde manier om de oren en het hart te sluiten voor het Woord en het gebod dat uitgaat van de unieke, ons geopenbaarde Naam. Religie als zelfrechtvaardiging in een schijnbaar godvrezende gedaante. Het verdedigen en opdringen van het eigen gelijk en de eigen overtuiging met een beroep op 'God' of het heilige boek. Het heeft religie in brede, verlichte kringen berucht gemaakt. En niet ten onrechte. Al moet men niet menen dat zelfrechtvaardiging en de dwingelandij van de eigen, anderen opgedrongen waarheid tegelijk met de religie zouden verdwijnen.
Van dat niet toe te eigenen en in te palmen spreken en gebieden (van 'God', ja zeker) wil het boek van Wouter Klouwen van bladzijde tot bladzijde schriftgetrouw gewagen. Daarmee distantieert hij zich, zou ik zeggen, van alle oude en nieuwe vrijzinnigheid die dat spreken van God (als genitivus subjectivus) – deels ongemerkt, deels bewust – wijzigt in een spreken van/over God (als genitivus objectivus). God spreekt, zoals er ooit is gezegd, alleen 'bij wijze van spreken'.Niet echt, natuurlijk niet echt. We zijn moderne mensen en erkennen geen andere spreker(s) op het wereldtoneel dan de mens die we zelf zijn of die ons gelijk is. Gods Woord in een woord van de mens over God. Dat laatste is evenals geloof in God een reële menselijke mogelijkheid. Het staat hem vrij er gebruik van te maken en enige vorm van religie lijkt hem trouwens nagenoeg aangeboren. Ook veel oude rechtzinnigheid, zeker die van rooms-katholieke, maar ook die van gereformeerde huize, steunt en leunt op deze vooronderstelling. 'Dem Menschen gehört das Bewustsein dass ein Gott ist…natürlich und wesentlich an'. (Heinrich Heppe).
Zo staat de schrijver met zijn 'het kan niet!' op een (betrekkelijk) eenzame post en moet hij zeker niet op algemene bijval rekenen. Toch is het op zijn minst buitengewoon intrigerend dat hij juist in dat mensonmogelijke van het bijbels geloof het meest bijzondere en meest waardevolle op het spoor wil komen. Dit alles doet hij vakbekwaam, ondersteund en geïllustreerd door treffende Bijbelcitaten. Vergelijkbaar met Miskottes 'Bijbels ABC', het geschrift waarvan hij trouwens ook keer op keer erkentelijk gebruik maakt.
Een uitdaging is dit boek zowel voor links als rechts in kerk en theologie, maar dat is het zeker ook voor de en masse agnosten en atheïsten producerende moderniteit van onze cultuur, die uit de onmogelijkheid van de Bijbelverhalen en het geloof daarin de niet onlogische, maar wellicht voorbarige conclusie trekt dit alles als irrelevant en irreëel te moeten afschrijven. Het bestaat niet! Want het kan immers niet. Het past ten enenmale niet in de zelfopvatting en de wereldvisie van de moderniteit, waarin immers elke werkelijkheid berust op een mogelijkheid en waar alles wat is, alles wat de status van werkelijkheid heeft (of kan krijgen) in het bewustzijn wordt opgevangen en opgeslagen. Zijn plaats krijgt, geïdentificeerd wordt. Dat is, heel in het kort, het dominante en dwingende discours van de moderniteit, waarmee alle theologie van links tot rechts, nolens volens,, te maken krijgt.
Dat is in het boek van Wouter Klouwen bepaald ook het geval. Dat dwingende discours wordt erkend, ernstig genomen, maar nauwgezet luisterend naar het Bijbels getuigenis komt het toch ook onder spanning en ter discussie te staan. Niet zo uitgesproken in dit boek, zou ik zeggen. Dat zou nog wat explicieter kunnen en mogen. Daartoe wil ik een vingerwijzer proberen te geven. Het gaat dus inderdaad om ontologisch en antropologisch onmogelijke dingen in de bijbel en in het geloof, gezien vanuit het geldende denken en spreken van de moderniteit waaraan we allen schatplichtig zijn. 'Opstanding uit de doden', 'wondere genezing en bevrijding', 'dag des oordeels', het zijn ontologische onmogelijkheden, zoals de prediking (van Gods Woord), het rechte gebed, volkomen onbaatzuchtige liefde antropologische onmogelijkheden zijn. Dat is allemaal waar en dat mag en moet gelden binnen dit respectabele en dominante discours van de moderniteit. We zijn het de nodige eerbied verschuldigd. Geen versoepeling of verdonkeremaning van dit strenge en in veel opzichten zo vruchtbare vertoog. Maar kent het geen grens? Is dit discours het een en het al, omvat het de 'totaliteit' van alles wat 'werkelijk' is? We kunnen hier leren van de joodse filosoof Levinas (ik deed dat althans), die het onderscheid maakt tussen 'totalité et infini', de titel van een van zijn hoofdwerken. Het klinkt hoogst abstract en zeer wijsgerig en dat is het ook, maar deze filosoof doorkruist het totalitaire van het moderne discours door de notie van het 'oneindige' te introduceren. Dit is, paradoxaal gezegd, de notie van 'een begrip waarvan we geen begrip hebben', van iets dat ons bewustzijn niet kan bevatten, niet bij voorbaat door het zijn omvat of ingerekend wordt, maar beide oneindig te buiten gaat. Levinas maakt ons op zuiver wijsgerige wijze, volhardend en indringend, attent op een 'autrement qu'être' en dat is niet 'een ander of een hoger, bovenaards zijn', maar een 'anders dan zijn', dat evenwel het zijn van mens en wereld in hoge en hevige mate regardeert, aangaat. Ja, dat schokt en openbreekt. In ieder geval onder kritiek en in een nieuw licht stelt. De drager van dit oneindige is, zoals men weet, bij Levinas de A(a)nder, die in zijn gelaat ons aanziet. De Ander die van over de grens, als het ware door een gat in de horizont van onze wereld, als een ongewenste vreemdeling of ook als een ongenode gast ons bestaan binnentreedt, binnenvalt en dat niet zelden stoort of zelfs ontregelt. Heilzaam verstoord! Want weet de moderniteit in haar strenge redebeleid eigenlijk wel van onrechtvaardigheid anders dan in haar eigen, zeker niet belangeloze oordelen? Weet ze van onbarmhartigheid als ze die niet afleest uit de aanblik van de door haar gedupeerde ander? Het zijn van de wereld en van de mens is haar immers ethisch neutraal. Goed en kwaad zijn secundair, altijd subjectief en daarmee relatief. De wereld en de wereldgeschiedenis gaan hun onverbiddelijke gang, onverschillig en zonder mededogen ten aanzien van het lot van de mens. En het mensenleven is niet anders dan een (heroïeke) poging tot zelfhandhaving. Uiteindelijk vergeefs, al hoeft dat niet per se ten koste te gaan van elke levensvreugde.
Maar dit alles wordt op slag anders door de komst (de advent) van de niet te identificeren ander, die geen plaats en positie heeft in onze wereld, maar ons niettemin aanziet en aanspreekt, oordeelt en beschuldigt. Van gene zijde van het ontologisch circuit komt hij, nadert hij en dient hij zich aan. Vol dreiging wellicht, maar ook vol belofte. Die naderende en ons aansprekende ander is in zijn 'proximité' van een werkelijkheid welke niet rust op een mogelijkheid. Zonder grond, in ons midden. Niet voorzien, zijn komst is een verrassing, zijn verschijning een wonder. Zijn spreken is altijd weer nieuw, ongehoord. Het Woord dat er vanuit gaat voegt zich niet vanzelfsprekend in het gangbare vertoog. Het ontleent zijn betekenis niet aan de wereldlijke context, maar eerder betekent het zelf. Het raakt en bedoelt ons en het brengt de wereld in beroering. Onmiddellijk. Zonder omhaal van woorden. Als werkzaamheid is dit spreken werkelijk, als 'kracht van boven', waarover we geen macht hebben. Als Geest, die ontologisch gesproken ook al niet bestaan kan, maar die 'waait waar hij wil', het gelaat van de wereld vernieuwt, mensen herschept en over hen vaardig wordt, zodat zij in en door de Geest onmogelijke dingen doen. Geloven, hopen en liefhebben.
Klouwen insisteert in zijn boek op die werkzame werkelijkheid van wat ontologisch en antropologisch onmogelijk is. Dat acht ik zuiver en overtuigend. Maar zijn verantwoording zou wellicht nog aan overtuigingskracht winnen met enige hulp van bij voorbeeld Levinas, mijns inziens een van de belangrijkste bondgenoten van een theologie als die van hem (en van mij). Of misschien ook, als hij meer was uitgegaan van de pneumatologie. Van de Geest die, als 'God-in-ons', mensen inschakelt in zijn werk en die de wereld bezielt en vernieuwt. Zeker het Bijbelverhaal kan niet en past niet in onze wereld, maar als een kritisch en levenwekkend verhaal stelt het alle bestaande dingen in een ander licht en perspectief. Ons leven en onze wereld passen uiteindelijk wel in dat verhaal! Geloven we! We horen daar dat mens en wereld een bestemming hebben, toekomst die al begonnen is. Tot haar schade weet de moderniteit daar niet van. Het valt ook niet af te lezen of af te leiden van de wereld- en levenservaringen waar ze bij zweert. Dat klopt. Het moet ons geopenbaard worden. Van elders. Vanuit het onmogelijke verhaal dat de Schriften ons op het hart binden. De moderne wereld is ook een (soms geriefelijke) gevangenis, maar in het ons verhaalde verhaal worden de deuren en ramen al opengestoten naar de bevrijding. Sta op en wandel!
'k Zou wensen dat dit boek van Wouter Klouwen aanleiding en uitgangspunt werd voor een grondig gesprek binnen kerk en theologie. Vooral met de breed opkomende 'nieuwe vrijzinnigheid', die de bijbel 'religieus' recipieert , maar misschien zelfs ook met vertegenwoordigers van de moderniteit, die vanuit 'de onmogelijkheid van het bijbels geloof' te vroeg zijn afgehaakt. Wie weet!
Uit de bundel: Bijbelse theologie in praktijk. 2012. Uitgeverij Kok Utrecht