Openbaring 21
Toekomstverwachting
Waarom lezen we in de kerk eigenlijk die moeilijke en weerbarstige verhalen uit de Heilige Schrift? Steeds opnieuw. Jaar na jaar. Eeuw na eeuw. De Bijbel is een boek dat we kennelijk nooit uit hebben, schoon ook velen zeggen ermee klaar te zijn.
Nu, het antwoord op die vraag zou kunnen zijn: om de moed niet te verliezen en om de hoop niet op te geven…
Want de levens- en de wereldervaringen geven daar alle aanleiding toe. Het ging en het gaat in het wereldgebeuren van catastrofe naar catastrofe. Oorlogen, epidemieën, hongersnood. Vroeger en nog steeds; en mensen en volken zijn er massaal het slachtoffer van. In de genadeloze gang van het wereldgebeuren lijken de periodes van vrede en geluk niet meer dan een paar lege bladzijden. Bijna 75 jaar vrede, althans geen oorlog, in onze regionen moet ons dat niet doen vergeten. De stormen in de wereldgeschiedenis gaan nooit helemaal liggen en steken steeds weer de kop op, als de draken en monsters uit de Apocalyps. En we ondergáan het dikwijls in angst en beven.
Anderzijds mogen we ook zien en constateren dat de calamiteiten van vroeger (en nu) van noodlottigheden tot uitdagingen zijn geworden. We kunnen er iets tegen doen in een verstandig en inventief politiek beleid, vooral ook dankzij de ontwikkeling van wetenschap en technologie. We zijn er niet volstrekt weerloos en machteloos aan overgeleverd. Maar het blijft allemaal uiterst hachelijk. Zullen we bijvoorbeeld de dreigende gevaren van de klimaatveranderingen en het afnemen van de biodiversiteit het hoofd kunnen bieden of de aanzwellende migratiestromen, onder anderen veroorzaakt door de overbevolking van onze planeet?
Het is bepaald geen onverdeeld hoopvol perspectief. Ook is het zorgelijk hoe onze kinderen en kleinkinderen hun weg zullen vinden in onze gecompliceerde en veeleisende samenleving met die vloedgolf van informatie en dat minimum aan oriëntatie. Het gevaar vast te lopen in een uitzichtloos en toekomstloos bestaan van talloos velen lijkt levensgroot. Kostbare en hoopvol begonnen mensenlevens kunnen stuklopen en verloren raken in een maatschappij die hun geen plaats en ruimte biedt om zich te ontplooien.
Kan de volgehouden lectuur en studie van die teksten uit het oude boek in deze moderne tijd ons nog tot steun en geleide zijn? Ik denk en geloof dat zeker. De Bijbel besteedt in ieder geval ruim en grondig aandacht aan de crises van de cultuur en aan de impasses van het persoonlijke leven. Dat eerste voornamelijk in de profetenboeken, het tweede vooral in de Psalmen.
Nee, daar wordt bepaald niet luchthartig mee omgegaan. De verhalen zijn vol van menselijk en politiek falen, van misdaad en schuldig verzuim, van onrecht en oordeel, van lijden en onderdrukking.
Ook van een God die toornt over het kwaad, maar het schijnbaar toch niet stuiten kan. Want het gaat maar door en het houdt niet op. Nee, de Bijbel lijkt al met al geen opwekkende en hoopgevende literatuur. Al dat brute en zinloze geweld, al dat falen en die onverbeterlijkheid van mensen en volken. Ze gunnen elkaar nauwelijks het licht in de ogen.
Maar daarin weerspiegelt de Bijbel op een realistische wijze wat er zich in de wereldgeschiedenis afspeelt. Dat wordt er verhaald, gepeild, doorlicht en uiteindelijk, altijd weer, in een hoopvol perspectief gesteld.
De Geest die deze geschriften bezielt en doortrekt schuwt het leed van de mensen en het onrecht hun aangedaan niet, maar die ‘Geest – uit – de – hoge’ weet ervan, daalt erin af, deelt erin. Hij zucht met onuitsprekelijke verzuchtingen om bevrijding uit die fatale en dodelijke samenhang der dingen.
Ja, en daarin gloort hoop! Mens en wereld zijn en worden niet prijsgegeven aan mislukking en ondergang. Dat verkondigen en betuigen de Bijbelse geschriften vrijwel zonder uitzondering, steeds en altijd weer. Ze roepen op tot geloof in een toekomst van vrede en in een zinrijk leven op aarde en in de korte, ons toegemeten tijd, hoe aangevochten dat geloof ook is door wat we zien gebeuren en wat we te verduren krijgen aan tegenslagen en teleurstellingen, aan benauwdheid en smartelijk verlies.
De profetenboeken getuigen ervan. Het volksbestaan wordt er scherp onder kritiek gesteld en de dreigingen en de verschrikkingen van het wereld- en het natuurgebeuren worden er breed uitgemeten en afgeschilderd, maar altijd klinkt er ook weer de jubel van zegen en herstel, van bevrijding en opstanding, zoals we dat ook hoorden in het voorgelezen stukje Joël.
Dat lied van hoop en verlangen verstomt nooit volstrekt in de profetische geschriften. Daarin heeft het volk Israël leven en wij evenzo. En dat lied zou verstommen als het nooit vervulling vond, want de ons en onze wereld beloofde toekomst werpt haar licht ook steeds weer vooruit in het heden. Die toekomst moet nog komen, maar ze is ook al begonnen, ook al onderweg. De eerste vruchten van de oogst die in de toekomst te velde staat mogen we al binnenhalen en genieten. Ook die tast- en zichtbare tekenen van het goede, ons toegedachte leven versterken en verdiepen – naast het ons ingefluisterde verhaal en het ons op de lippen gelegde lied – onze hoop en ze behoeden ons voor wanhoop en mismoedigheid ten aanzien van wat komen gaat.
In wezen gaat het in dat boek Openbaring niet anders toe dan in de profetische geschriften. De rampen die de wereld bedreigen en overkomen krijgen er kosmische afmetingen. De wereld lijkt te vergaan en dat is in zekere zin ook zo. Want de oude wereld van onrecht en onvrede, van leugen, list en geweld moet ten onder gaan, overwonnen worden om plaats te maken voor een nieuwe wereld, waarop gerechtigheid woont en de mens waarlijk mens kan zijn. Vrij en in goed vertrouwen, niet in vrees verward, dapper en dankbaar; wonend en wandelend in een nieuw Jeruzalem, de stad van de vrede, waar alle volken en culturen hun schatten binnenbrengen en met elkaar delen. De poorten staan er de hele dag open, lezen we, en een nacht is er niet meer...
Het is een groots en heerlijk visioen dat Johannes hier te zien krijgt. Maar is het toch niet een wensdroom of waanbeeld van een overspannen geest in extase? Ons sceptisch geworden geslacht kan er, anders dan onze socialistische voorouders nog omstreeks het begin van de vorige eeuw, nog amper in geloven. Er is geen grond voor die verwachting in de gang van het wereldgebeuren en al evenmin in de menselijke natuur. Het zal altijd weer vechten zijn om ons plaatsje onder de zon en om de vreemdelingen en de vijanden zo veel mogelijk op afstand houden.
Vergeet het maar die stad, die samenleving, dat Rijk van uiteindelijke vrede en gerechtigheid tussen mensen en volken. Het optimisme van eerdere tijden is omgeslagen in een tamelijk somber pessimisme en het idealisme in gelatenheid ten aanzien van het komende. We moeten het maar afwachten, maar veel fiducie hebben we er niet in. Wereldwijs als we geworden zijn.
Maar de Bijbelse weg is toch een andere. Nee, inderdaad, hoop op de toekomst is er niet gebaseerd op wat de geschiedenis te zien geeft of op de veronderstelde goedheid en geschiktheid van de mens om de stad van de vrede te stichten. Dat zou naar alle waarschijnlijkheid een nieuw Babylon en geen nieuw Jeruzalem worden.
Die stad, horen we, ‘daalt af van de hemel als een bruid die zich getooid heeft voor haar man en hem opwacht…’ (Op. 21: 3)
Nou ja, dat is wel mooi gezegd, maar het druist ook in tegen ons hele moderne levensbesef en mensbeeld en ook tegen onze goede wil om er samen iets goeds van te maken. Het lijdzame afwachten lijkt hier tot de hoogste deugd te worden verheven.
‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde...’ Dat is toch een beetje bedenkelijk en misleidend gezangregeltje en het wordt dan ook weinig meer gezongen.
Maar hoe dan? Nu, de bron van onze hoop op de toekomst is inderdaad niet de mens in zijn ijver en goede wil de stad van de vrede te stichten en nog minder zijn het de blinde krachten in de geschiedenis of de natuur die die toekomst nabij brengen, maar die bron is – volgens het getuigenis van het hele Nieuwe Testament – de Verschijning en de komst van de Messias Jezus in de menselijke geschiedenis en in het menselijk vlees. Hij is het die de wereld, deze oude wereld, heeft doorstaan én overwonnen en ons een nieuwe toekomst heeft geopend. ‘Gods woonplaats is onder de mensen, bij hen zal Hij wonen’ roept een luide stem vanaf de troon.
In de verschijning en op de weg van de Messias is de zegekracht van de liefde en de barmhartigheid openbaar en vruchtbaar geworden, tussen de mensen, midden in de wereld. Dáárom is er hoop, want die werkzame kracht van de onbaatzuchtige liefde bezielt en drijft mensen, die door Hem geraakt zijn en in zijn passie gedoopt. Ze doortrekt de geschiedenis, ja, zelfs de kosmische ruimtes. Verre van louter passief af te wachten worden we betrokken in deze geschiedenis van liefde en barmhartigheid en zullen we het ook ervaren dat onze actie en passie op deze weg van de Heer niet ijdel zijn.
Deze week vieren we, zij het op bescheiden wijze, het feest van ’s Heren Hemelvaart. Ik vind dat een van de meest ontroerende feesten van het kerkelijk jaar. De Mensenvriend doorschrijdt alle rangen en standen van de schepping en hij doorwoont de kosmos. Hij is ‘the King of universe’, vanwaar Hij komen zal om alle dingen recht te zetten en alle tranen af te wissen. Alle tranen! Onze eigen tranen om verlies en nederlaag, vanwege verzuim en tekortschieten, maar ook de tranen die we anderen hebben bezorgd. Ook die zullen ons vergeven worden.
Met Hemelvaart mogen we horen en weten dat het verborgen geheim van de wereld geen onverschilligheid is, geen ongenaakbaarheid, geen blind geweld, maar vriendschap, barmhartigheid, solidariteit.
Dat zal in de toekomst openbaar worden en flitsen vangen we er nu al van op, zodat we de moed niet verliezen en de hoop niet laten varen.
AMEN
(26 mei 2019)