Generatieverschillen

In een huisje honderd meter van de kerk van waaruit hij begraven werd, werd mijn vader geboren. Bijna honderd jaar geleden. Gedurende meer dan zestig jaar woonde hij met zijn gezin drie- à vierhonderd meter vanaf die plaats. We brachten hem eerbiedig en dankbaar naar zijn laatste rustplek, driehonderd meter verder.
Het verbaasde met name zijn kleinkinderen, ofschoon ze het wel wisten, dat het lange leven van hun grootvader zich wat het wonen betreft praktisch had afgespeeld binnen een cirkel met een straal van hooguit vier honderd meter. Hij was van dit dorp en dit dorp was zijn dorp. Iedereen kende hem of men hem nu respecteerde, vreesde of benijdde. Kopmels of zelfs meneer Kopmels, maar toch ook gewoon Piet voor de echte autochtonen, die er allengs een kleine minderheid vormden. Niettemin was het woord uit de bij zijn uitvaart gelezen Psalm 103 ‘en zijn plaats kent hem niet meer’ plots enigszins pijnlijk van toepassing. Sterveling ook hij. Maar als je zo onwaarschijnlijk oud wordt als mijn vader ontbreken de getuigen van je leven bij je begrafenis. Ze zijn je voorgegaan op de weg van alle vlees of ze zijn je allang vergeten. Op wat enkelingen na. Een man van 86 jaar voor wie vader veel had betekend in de bezettingstijd was gekomen vanuit Zuid-Holland. Dat doet goed en stemt dankbaar. Volstrekt vergeten worden we niet.
Helemaal een man van zijn dorp was mijn vader, al had hij een hang naar wijder horizonten. Dat vanzelfsprekend verlaten van die als toevallig ervaren plaats van geboorte realiseerde zich in de volgende generaties. Ofschoon ook nog aardig honk- en bodemvast woonde ik in mijn leven toch al op veertien verschillende adressen, in vier provincies en zelfs een jaar in het buitenland. Het maakt geen indruk op mijn kinderen en hun generatie, waarvan velen die getallen al op een leeftijd van veertig jaar jonger gehaald hebben. Ik zeg hun dat mijn vader althans nog meest werkte buiten zijn dorp en reisjes maakte naar Duitsland, Frankrijk en zelfs een keer naar Zwitserland, maar dat mijn grootvader (1876-1969) maar één keer in zijn (ook) lange leven de provincie Zeeland verliet, toen zijn zoon/mijn oom trouwde in Werkendam. Toen moest hij wel voor zijn fatsoen, maar verder had hij er geen zin in en zag hij er ook de zin niet van in. Alsof het elders beter en mooier was dan in en bij je huisje en op het bankje onder de kastanjes op het dorpsplein. Hij verbaasde zich er juist over dat wij zo veel reisden en verhuisden, al vond hij dat best boeiend. Toen ik in Praag woonde en hem nog voor het laatst bezocht, want ook zijn leven liep ten einde, vroeg hij me: ‘Wat verbouwen ze daar nou, waar je nu woont?’ ‘Ach, opa’, zei ik, ‘Praag is een grote stad, daar heb je niet zo zeer bouwland, hé’. Nu, dat begreep hij ook wel, mijn onvergetelijke grootvader, ‘maar op het land er omheen dan?’, hield hij vol.
Tot op heden heb ik geen antwoord op deze zijn vraag: wat verbouwt de boer rond Praag? Ziedaar, het verschil tussen de generaties.

(mei 2005)
(c) Rens Kopmels