Links en linkser
‘Hoe links was jij eigenlijk?’ Een collega, die ik al zo’n 25 jaar kende, vroeg het me. Ik vond dat wel een aardige en ook een beetje pikante vraag, die ik zeker niet schichtig uit de weg ging en die ook heel wat losmaakte aan gedachten en herinneringen.
Het is natuurlijk ook een wat vreemde en onzakelijke vraag alsof er een duidelijke maatstaf was (of is) voor linksheid. Maar in die late jaren zestig en begin zeventig werd je wel degelijk gewogen en beoordeeld op je linkse soortelijk gewicht. De positieve of negatieve waardering hing uiteraard af van het gezelschap waarin je je bevond en door wie je beoordeeld werd. Maar een etiket ontliep je niet, althans niet in het studentenwereldje, maar ook niet in de kerk, in de politiek of in je familie en het was allemaal behoorlijk emotioneel geladen. Als je al te links of al te rechts was werd je weggezet, geminacht, genegeerd. Je moest het hebben van je eigen geestverwante clubje en ach, dat kon zo angstig klein worden binnen de kortste keren. Ik hoor het de wijze Hans Hasselaar nog zeggen: ‘Dat moet eindigen in volstrekte eenzaamheid.’ Al die fanatieke gelijkhebbers kwamen na verloop van tijd nagenoeg alleen te staan en bij de meest serieus overtuigden kwam een hergroepering niet zo vlot op gang.
Maar waar stond jij, was de vraag. Links, zei men; denk ik, weet ik. Erg links, zei men van rechts. Niet zo links, zei men van links uit gezien. Hooguit een halve, die geen partij durft te kiezen in de Oost-West tegenstelling, die de politiek beheerste. Ja, je kiest voor het socialisme, maar voor welk? Dat van de PvdA of voor een veel radicaler socialisme dat Marx en Lenin niet heeft afgezworen een lidmaatschap van de CPN niet a limine uitsluit. Zeker achteraf is het verbazingwekkend hoeveel geschriften van Marx en ook wel van Lenin er in die roerige jaren vertaald, uitgegeven, gekocht en soms ook wel gelezen en bestudeerd werden. De boekwinkels puilden er vanuit en elk zich respecterend intellectueel bezat wel een vertaling van ‘Het Kapitaal’ van Karl Marx. Ik ook, maar erg ver ben ik er niet in gekomen en daarin zal ik niet de enige geweest zijn. Het is zware kost en niet op elke bladzijde even bevlogen als men misschien zou wensen. Dat belette velen niet om geestdriftig te ijveren voor een radicaal socialisme. Waar kwamen die jongens en meisjes allemaal vandaan? Het is bij mijn weten nooit goed uitgezocht, maar zeker ook uit christelijke en kerkelijke kringen. De NCSV (Nederlandse Cristen Studenten Vereniging) was begin jaren zeventig een waar centrum van socialisme-studie en ook wel van actie en agitatie. Dat had daar al een zekere traditie van minstens een jaar of tien, maar eind jaren zestig barstte het los (en het luidde op termijn het einde van deze ruim tachtig jarige, bloeiende vereniging in).
Zelf was ik daar slechts zijdelings bij betrokken. Dat had misschien ook anders kunnen uitpakken, want ik was secretaris voor het studentenwerk van de NCSV van 1966-1968 en toen begon de storm al op te steken. Links werd de strenge norm waarmee men elkaar de maat nam. Ik voldeed er niet al te slecht aan, want ik was er tenslotte in 1966 binnengehaald als een overtuigde PSP-er. Dat kon er toen mee door, maar de linkse radicalisering heb ik niet meegemaakt. Een niet onbelangrijke factor daarin was dat mijn vrouw en ik van september ’68 tot augustus ’69 een jaartje in Praag een studiebeurs genoten en daar intensief met het oosteuropese socialisme in aanraking kwamen, alsmede met de nasleep van de Russische invasie van augustus ’68. Een onvergetelijke ervaring, maar je bouwt er wel wat reserves op ten aanzien van het socialisme in de praktijk en vervolgens ook ten aanzien van het verhoopte socialisme en de theoretische vingeroefeningen van de links-radicalen in het Westen. Dat laatste had mij (misschien) alleen kunnen overtuigen als daarin de kritiek op het sowjet-socialisme veel explicieter verdisconteerd geweest was. Maar die kritiek ontbrak nagenoeg of werd als een pro memorie-post afgedaan. Zo werden ook de kritische stemmen van al of niet socialistische dissidenten in Oost-Europa nauwelijks serieus genomen, hetgeen weer de geloofwaardigheid van dit nieuw ontwaakte socialisme in het Westen voor die dissidenten aantastte, zo niet enigszins ridicuul maakte. Het laat zich verstaan vanuit de dwingende denkdressaten van de Koude Oorlog, maar daarmee was dit ernstige tekort niet verontschuldigd. Ook in de wat later opgerichte beweging ‘Chistenen voor het socialisme’ (CvS) kom ik me om die reden niet vinden, al heb ik aanvankelijk dit initiatief hartelijk begroet (o.a. in dit blad) en met interesse gevolgd. Zelfs werd ik verscheidene keren in kerkelijke kringen gevraagd er iets over te vertellen en dan werd ik niet zelden aangesproken of beschouwd als een der hunnen. Zo bouwt men een links image op. Formeel was ik trouwens lid van het CvS, zoals een nauwkeurig historisch onderzoek zou uitwijzen, maar ik heb dat zelf pas vele jaren later ontdekt. Vreemd!? Ik weet hoe het gegaan is. Ik had me bij Herman Meier,een van de oprichters van CvS en destijds woonachtig in Delft, aangemeld als abonnee op het periodiek ‘Opstand’, want dat wilde ik wel lezen. Herman had in zijn enthousiasme voor mijn besluit kennelijk begrepen dat ik me tevens meldde als lid van het CvS en me van niets kwaads bewust heb ik jarenlang de contributie betaald en de interne mededelingen van de vergaderingen ontvangen.
Ik moet ook nog opbiechten dat ik later één keer op de CPN heb gestemd, maar dat was meer uit balorigheid dan uit overtuiging. Wel was ik bijna altijd van de partij bij de grote en ook wel kleinere vredesdemonstraties, want alles wat de ontspanning tussen Oost en West diende had mijn steun en bijval. Op een menselijker en aanstekelijk socialisme in Oost-Europa heb ik altijd gehoopt. Dat had de socialistische bewegingen in de westelijke en zuidelijke wereld een kans gegeven. Die kans is verkeken, voorgoed. ‘Die Wende’ werd tevens ‘das Ende’. Binnen de condities van het globale en oppermachtige kapitalisme, zonder effectieve grondslagenkritiek, zal het nu moeten gaan om een soort tegencultuur van menselijkheid en recht. Wie nu (nog) links is, moet het anders zijn dan toen. Maar hoe? Ik wist het destijds beter dan nu.
(IdW, 19 september 2009)