Matteüs 3

advent

In de Adventstijd is er vanouds veel aandacht in de Schriftlezingen voor de figuur van Johannes de Doper. Dat is inzoverre een beetje vreemd omdat het aandacht is voor iemand die voor zichzelf geen aandacht opeist. Johannes is immers een en al verwijzing naar wie na hem komt. Niet meer dan 'een stem van een die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heer gereed, maakt recht zijn paden.' (3:3)
Johannes kondigt de advent, d.i. de komst, van de Messias aan; en hij weet (wat wij ook moeten weten): deze Messias is de komende Koning en Richter. Want koningschap is in de Schrift macht en bevoegdheid tot rechtspreken en tot het voltrekken van het oordeel. Recht zal hij doen aan de rechtelozen en oordelen zal hij alle ongerechtigheid en goddeloosheid die de wereld verduisteren en onbewoonbaar maken.
De prediking van Johannes de Doper is dan ook vol van 'gerichtsbeeldspraak'. Hij spreekt over de 'komende toorn' en over 'de bijl aan de wortel der bomen' en het gaat ook over het gericht in de beeldspraak van de dorser. 'De wan is in zijn hand en Hij (de Messias) zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden met onuitblusbaar vuur.'

Een onverdeeld vredige tijd is Advent dus niet, als we ons houden aan de bijbelteksten die dan op het leesrooster staan en ook niet als we een blik naar buiten slaan. Met Kerstmis is dat trouwens niet echt anders. Ook dat feest staat op de koude tocht van het wereldgebeuren, ook al blijkt dat niet altijd uit de wijze waarop we Kerst plegen te vieren in kerk en huis en zeker niet in de publieke ruimte. Zeker, de kern van Kerst is vrede en belooft vrede, wereldwijd, maar het licht dat ons opgaat in de vredevorst is vooralsnog niet meer dan een heldere ster in een overigens donkere nacht, in een duistere wereld. Onze vaak wanhopig en radeloos makende wereld ligt met Advent en Kerst in ons blikveld.

Als de komende Richter predikt Johannes de verwachte Messias. Daarin ligt troost, sterke bemoediging, want er is een einde en een grens gesteld aan het onrecht dat het leven verstikt en ondraaglijk maakt. Het onrecht wordt geoordeeld en ook weggedaan van de aarde. Dat doet de Messias, de komende Koning, die ook de Richter is. Dat is de grote bemoediging en de grote verwachting van Advent temidden van de wanhopigheden van het leven en de uitzichtloosheden van de wereldgeschiedenis. Wij kijken daar niet overheen; maar ons wordt op het hart gebonden dat daar een eind aan komt. En daarom mogen we het hoofd opheffen in verwachting, ook al zien we van die ons en onze wereld beloofde vrede vaak nauwelijks een glimp. Maar we blijven geloven dat niet de bruten en de brutalen het aardrijk zullen beërven, maar de zachtmoedigen en de barmhartigen; zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Hen zal Jezus zaligspreken, zalig maken, want 'hunner is het Koninkrijk der hemelen'. (Mat. 5: 3, 10).

Dé zachtmoedigen, dé barmhartigen? We zullen dat wellicht nauwkeuriger moeten zeggen, want deze zachtmoedige, die ons in Jezus is verschenen, dát is de rechtmatige erfgenaam. Aan deze koninklijke mens, die zich voor ons bukte als een knecht, is de toekomst; en in Hem en met Hem aan allen over wie hij zich op zijn weg ontfermd heeft. De toekomst (verkondigt ons het NT) is aan Jezus, aan Gods menslievendheid die zich in hem heeft geopenbaard -en de wereld zal schitteren van zijn heerlijkheid. Dat geloven we in de donkere dagen van de Advent. We zingen ervan, we bidden erom; we mogen dromen dromen van vrede en geluk. Want het gelaat van de mens zal opklaren en de verlosten, profeteert Jesaja, 'zullen blijdschap en vreugde ten deel vallen en kommer en zuchten zullen wegvlieden.' (Jes.35:10)
Aan Jezus, de barmhartige en zachtmoedige, is de toekomst en die toekomst is als de zijne óók de onze en die van de onze wereld.

Maar hoe verdraagt zich nu deze zachtmoedigheid en barmhartigheid met Johannes' prediking van de Messias als de Richter, die de goddelozen en de gewelddadigen oordeelt en die zijn dorsvloer geheel zal zuiveren? Die spanning is voelbaar in het door Matteüs overgeleverde verhaal. Want wat is het verrassende, om niet te zeggen het verbijsterende van dit verhaal? Johannes verkondigt Jezus als de komende Richter, die de dorsvloer van deze wereld volkomen zal zuiveren van ongerechtigheid-en dan komt Jezus uit Galiléa naar de Jordaan om zich zélf te laten dopen!
We hebben het verhaal misschien zo vaak gehoord dat we er nauwelijks meer van opkijken. Maar toch is dat ongehoord en raakt het aan het hart van het ons verkondigde evangelie. Want wat gebeurt hier? Jezus laat zich dopen mét de zondaren, als was hij zelf een zondaar, die bekering en vergeving van node had. De aangekondigde Richter buigt zichzelf onder het gericht in grenzeloze solidariteit met de zondaars.
Johannes staat er perplex van. En krachtig probeert hij Jezus ervan te weerhouden: 'Nodig heb ik het om door u gedoopt te worden en komt gij tot mij?' Is Jezus dan niet de Richter, die de wereld zal richten in gerechtigheid? Heeft Johannes zich in hem vergist?
Die twijfel moet door zijn ziel gegaan zijn en die zoekt zich een weg naar buiten als hij straks in de gevangenis door zijn discipelen de vraag aan Jezus laat stellen: 'Zijt gij het die komen zou of hebben wij een ander te verwachten?' (Mt.11:3)
Voor mijn gevoel is dat een van de meest spannende en dringende vragen in het NT. Die gespannen snaar van verwachting, die Johannes is als de laatste in de rei van Israëls profeten, dreigt af te knappen op deze Jezus, die zich laat dopen als een zondaar onder de zondaars. Hoe zal deze zachtmoedige en solidaire ooit onze meedogenloze wereld kunnen richten en redden? Het kwaad wegdoen? Dat is de aan vertwijfeling grenzende twijfel van Johannes. Jezus dreigt hem tot een aanstoot, een struikelblok te worden. Immers: de Richter nadert ten gerichte, maar alles lijkt door te gaan op de oude voet. 'Zijt gij het die komen zou...?' Die hartverscheurende twijfel krijgt stem in de vraag van Johannes. De Verlosser is geboren en gekomen, maar Johannes (en met hem ontelbaar veel anderen) zucht in het donker van de gevangenis en straks zal hij op een infame wijze ter dood gebracht worden. De Richter is gekomen, maar het onrecht woekert voort, zover het oog reikt.
Dat Jezus niet de Richter is, zoals Johannes hem verwachtte en verkondigde, is misschien wel de grootste aanvechting midden in het hart van het evangelie. Moeten we het dan van deze hebben, van deze dienende knecht, van deze herder die zich als een lam naar de slachtbank laat leiden? Van deze machteloze aan het kruishout, van dit weerloze kind in de kribbe?
Had Johannes dan ongelijk toen hij de Messias verkondigde als de komende Richter, de krachtige Verlosser?
Toch zullen we moeten zeggen: neen, Jezus is de koninklijke Richter, wiens naderen Johannes aankondigde, maar hij is het tegelijk heel anders dan Johannes het zich dacht en Israël hem verwachtte. Zo anders dat hij Israël tot een aanstoot, een struikelblok werd (en Grieken, heidenen, onze wereld tot een dwaasheid.)

Niettemin is Jezus, naar het eenduidig getuigenis van het NT, de bevoegde en competente Richter. Dat mogen en moeten we vasthouden. Hij is inderdaad de 'koning der koningen'; het kind waarvoor Herodes beeft en die zijn troon al voelt wankelen, alleen al bij het horen van het gerucht van diens geboorte...!
Dit Kind, dat eigenlijk nooit een kind was, maar van stonde aan de richter en redder der wereld. Maar hij is dat anders dan Johannes het verwachtte en anders dan wij het misschien zouden willen of denken.
Hij is de Richter als de genadige; en daarin oordeelt hij alle genadeloosheid.
Hij is Heer als een deemoedige knecht; en daarin oordeelt hij alle hoogmoed.
Hij is Koning als de liefhebbende tot het einde en daarin oordeelt hij alle liefdeloosheid.
Zo komt op zijn weg het leven terecht, zo wordt de dorsvloer gezuiverd. Op deze lange en smalle weg van het geduld en de toegewijde liefde.
Jezus liet aan Johannes in de gevangenis melden: 'Zalig is wie aan mij geen aanstoot neemt'; wie over mij niet struikelt.

Gemeente, laten we dan in ons geloof, ons adventsgeloof niet struikelen over het kerstkind in zijn weerloosheid, maar ons aan zijn weg toevertrouwen. Want dit zwakke van God is sterker dan wat mensen beramen en verzinnen. Hij is de weg die ons en onze wereld toekomst opent; de weg van de volgehouden liefde. Hij is daarin de waarheid en het leven en wij hebben waarachtig leven in hem.

AMEN
(c) Rens Kopmels