Onvoltooid verleden tijd

Vanuit een soort morele verplichting, die ik ook zelf niet goed doorzie, lees ik regelmatig boeken over de grote rampen in het Europa van de 20-ste eeuw. Ik denk dan, uiteraard, aan het (stalinistisch) communisme en aan het Duitse nationaal-socialisme. Dat begon dit jaar met de ontzagwekkende historische roman van de Russische schrijver Vasily Grossman 'Leven en lot'. Geschreven in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Bijna ging het manuscript verloren door toedoen van de KGB, maar in 1980 werd een bewaard gebleven kopie naar Zwitserland gesmokkeld en daar gepubliceerd. Bijna twintig jaar na de dood van de auteur. Toen ik het dit voorjaar las had ik het gevoel nooit eerder zo'n aangrijpend epos over de Europese rampzaligheden gelezen te hebben. De Tweede Wereldoorlog vanuit de beleving van Russische mensen. De barbaarsheid van de nazi's, de onmenselijkheid van het communisme. In één boek en in vele mensenlevens bij elkaar gebracht.


Vervolgens las ik H.M. van Randwijk In de schaduw van gisteren, waar ik enkele nummers eerder al enige aandacht aan besteedde. Dan ook nog Hans Keilson In de ban van de tegenstander, dat ik niet alle opzichten overtuigend vond. Verder Harry Mulisch'Siegfried met diens intrigerende 'Endlösung der Hitlerfrage'(!). Nu ben ik bezig met de herlezing van Ondergang, over de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom van Jacques Presser. Ja, van al het erge uit de oorlog is de verdelging van 80 % van de joden het allerergste. Men komt zijn verbijstering niet te boven. Vooral ook niet vanwege al de schrijnende details in die afschuwelijke en omvangrijke misdaad. Die moord met voorbedachte rade en in koele bloede. De traumatische nasleep in het leven van wie op het nippertje aan de ondergang ontkwamen.


Waarom lees ik dat allemaal, vraag ik mezelf af. De wereld wordt er niet zonniger van en mijn gemoedsstemming evenmin. Toch doe ik het en ik wil ermee doorgaan. Om te weten en te beseffen in welke wereld we leven en in welke historische samenhang ons leven staat en zich afspeelt. Je kunt en mag er niet van weg zien. Het vergeten van de namen en van de miljoenen naamlozen is hen nogmaals prijsgeven aan het niets. Dat deden we al in een machteloosheid die ons evenwel niet van schuld vrijpleit, maar minstens verplicht tot herdenken.


Als motto voor zijn vaak met bittere ironie en in verdriet gedrenkte boek koos Presser een woord van Albrecht Goes: 'Und es muss ja auch vergessen werden, denn wie könnte leben, wer nicht vergessen kan? Aber, zuweilen muss einer da sein, der gedenkt.'


Niet vergeten, maar het verleden indachtig zijn, ik acht het wezenlijk voor een christelijk en waarachtig menselijk leven. Dat mag niet opgaan in de zorgen en de genoegens van het heden. Daaraan hebben we niet genoeg. En de toekomst zal leeg zijn als het verleden er geen plaats krijgt, geen recht wordt gedaan.


Zo probeer ik die ervaren verplichting om me te verdiepen in ons verleden voor mezelf te verhelderen in het besef dat de geschiedenis geen schouwspel is, maar een drama waarin we zelf zijn betrokken. Tot op de dag van vandaag.


(IdW, 19 november 2011)

(c) Rens Kopmels