Oorlogsherinnering

Nipt heb ik nog de oorlog meegemaakt. Althans mijn verst teruggaande herinneringen zijn verbonden met dat donkere woord oorlog, maar een idee wat oorlog was had ik niet. Ik associeerde het met grijze, jagende wolkenvelden, wereld gehuld in somberheid. Toch was die wereld niet eeuwig, want er was een tijd 'voor de oorlog', waaraan ik geen herinnering had, maar die moest licht en zonnig geweest zijn, met winkels vol prachtige en heerlijke dingen. Die tijd zou ooit terugkeren, want de oorlog zou voorbijgaan. Zo veel was zeker, maar ondertussen wist ik niet wat oorlog en wat geen oorlog was.
Toch leerde ik in mijn vroege kinderjaren niet alleen dat woord 'oorlog', maar ik werd –nu vijftig jaar geleden- ook op een indringende wijze met de werkelijkheid ervan geconfronteerd. Drie nachten en drie dagen lag ons Zeeuwse dorp in de frontlinie van de strijd tussen de langzaam oprukkende geallieerden en de terrein verliezende Duitse bezetters. Het betekende voor ons gezin vluchten in de nacht, toen de achterdeur uit zijn sponningen vloog door een inslaande granaat in de achtertuin van ons huis. Waar zoek je dan een goed heenkomen? Hevige schrik overviel me toen mijn vader aanvankelijk op het idee kwam onze toevlucht te zoeken in één van de vele schuttersputten die de Duitsers in de landjes achter onze huizen hadden gegraven. Want ik wist dat op de bodem van die putten kikkers en muizen rondscharrelden en daartussen in het donker te moeten hurken kwam me afgrijselijk voor.
Beter was vaders tweede inval om toegang te vragen tot de betrekkelijk veilige kelder in het boerenhuis van een bevriende familie op een paar honderd meter van ons eigen huis. De tocht daarheen en het wachten op de stoep zijn me bijgebleven als een helse beproeving. Donkerte, slagregen, fel fluitende en overal ontploffende projectielen, brandlucht en kruitdamp. Mijn kleine hart kon de angst niet bevatten en die gierde dan ook door mijn zesjarig lijfje. Ik was angst, een en al, en nooit heb ik zo mateloos gehuild als toen.
Maar toch was er een weg van buiten naar binnen, van chaotisch geweld naar de veiligheid en beslotenheid onder het wit gepleisterde gewelf van de boerenkelder. Daar klonken de infernale geluiden (ik herinner het me weer) alleen nog dof en ver.
Zo weet ik uit ervaring dat oorlog, als hij ons op de huid komt, tomeloze, helse angst is. Oerverschrikking. Berg je als de grijze, jagende wolkenvelden op aarde neerdalen en zich verharden tot metalen gewelddadigheid, waarvan ook nog de scherven doden. Twintig doden in ons kleine dorp was de prijs voor de bevrijding.
Die bevrijding kwam op 29 oktober. Een natte, kille zondag. Opluchting zeker, de oorlog was voorbij, maar geen licht, geen zon, geen feest. De Canadezen kregen appels, die sommigen op hun bajonetten spietsten. Toen we thuis kwamen gaven mijn moeder en de buurvrouw elkaar een hand. Dat deden ze anders nooit. En misschien zei mijn moeder erbij: 'Je mò bewaerd bluve, ée!'

(november 1994)
(c) Rens Kopmels