Waarom Dostojewski lezen?

Lang heb ik geaarzeld de romans van Dostojewski te gaan lezen. Ik vermoedde en vreesde dat ze mijn geest danig in verwarring zouden brengen. Al die nerveuze en ondoorgrondelijke zielen van zijn romanfiguren. Je komt in Dostojewski’s boeken geen normaal mens tegen.

Ik houd in het algemeen van een heldere verhaallijn, evenals van een strak betoog en de nodige Hollandse nuchterheid. Nu, daarvoor moet je niet bij Dostojewski zijn.

Ik merkte bij mezelf dus een zekere huivering voor al die redeloze hartstochten en blinde driften die vanuit de diepte van het menselijk innerlijk door deze auteur opgeroepen worden en stem krijgen in emotioneel geladen en uitzinnige verbale en non-verbale expressies. Al die uitingen van wanhoop, angst en vertwijfeling. Ik wilde die niet toelaten in mijn toch vaak al wankele gemoed.

Nee, Dostojewski is bepaald geen amusementslectuur en je moet hem ook niet lezen omwille van een esthetische genieting. Meestal geen fijngeslepen proza, eerder nogal ruige en soms tamelijk platvloerse taal.


Maar als bij alle grote schrijvers is er in zijn romans een geding gaande tussen de auteur en de lezers omtrent de waarheid en de waarachtigheid van het menselijk bestaan. Het zal erom gaan het raadsel mens in al zijn donkere raadselachtigheid en irrationaliteit onder ogen te durven zien. Door met het oog van de schrijver de mens te volgen en te zien in zijn onmogelijkheid en zelfs misdadigheid, in zijn reddeloosheid en radeloosheid en om hem zo van verre te verstaan. Zonder hem daarbij moreel te beoordelen en ook zonder enige illusie hem te kunnen redden of genezen.


Misschien kunnen we zeggen dat Dostojewski de mensen ziet zoals Sonja in ‘Misdaad en straf’ Raskolnikov ziet in diens erbarmelijke zielennood en ontreddering. Dostojewski benadert de misdadige en mislukkende mens niet als een betreurenswaardige afwijking van de normale, gezonde en redelijke mensen, maar eer als de mens die hij ten naaste bij ook zelf is. Vreemd is hem elk therapeutisch of moralistisch motief. Meer dan een observator op afstand is hij een betrokken en vaak verbijsterde participant in de passies en de noodlottigheden van zijn romanfiguren. En hij weet: Ich bin auch so einer. Want ongetwijfeld projecteert Dostojewski veel van zijn eigen levenservaringen en zielenroerselen in zijn romanpersonages. Maar dit particuliere is ook algemeen menselijk. Het is wel niemand geheel vreemd.


Wat kan de waarde en betekenis zijn van de lectuur van Dostojewski’s romans? Ze zijn vaak aanbevolen aan zielzorgers, psychotherapeuten en hulpverleners. Dan gaat het niet zo zeer om een verdieping of verrijking van kennis en kunde waar het de hulpbehoevende mens betreft, maar om een aan alle technieken en methoden voorafgaande benadering van de mens als mens. Om een basis-attitude. Hem of haar te zien en te horen in de nood van hun strikt eigen bestaan. Aanvankelijk zonder intenties of pretenties, in een onbevooroordeelde en belangeloze aandacht.


‘Zie de mens!’ Dostojewski kan er ons de ogen voor openen en we worden door hem weggehaald uit de beslotenheid en de vermeende zelfgenoegzaamheid van ons ordelijke, redelijke en fatsoenlijke bestaan, zowel persoonlijk als cultureel.

Dat bestaan mag ons overigens lief zijn, maar het is ook begrensd. Een vrijwel gesloten cirkeltje. We kunnen in die engte ook in ademnood raken en erin vereenzamen. Door Dostojewski werpen we een blik en doen we een schrede in de mensenwereld in al haar misère en, ja, soms even oplichtende glorie. Het is de wereld waarin we ook zelf mens moeten en ook kunnen zijn.


Ik hoop het lef te hebben Dostojewski te blijven lezen.


(april 2020)

(c) Rens Kopmels