Handelingen 7: 54 - 8: 3

Dat de naam van Jezus zonder meer ‘pais en vree’ inluidt, is blijkbaar te kort door de bocht. ‘Meent ge’ zegt Jezus in het voorgelezen stukje uit het Lucas-evangelie, ‘dat ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg ik u, veeleer verdeeldheid.’
De vrede die als belofte in de naam Jezus opgesloten ligt, komt niet zonder slag of stoot. Aan dat perspectief van leven-in-vrede mogen we zeker vasthouden, maar het gaat daarbij wél door soms hevige krises heen. Het brengt ook pijnlijke verdeeldheid, haat en strijd met zich mee. Zelfs binnen de intiemste verhoudingen van gezin en familie (horen we): vader tegen zoon, zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder.

Het kan ons verbazen en verbijsteren dat de naam en de zaak van Jezus zo veel boze en blinde woede in mensen kan losmaken. Daarvan horen we ook in het begin van dat stuk uit het boek Handelingen der Apostelen.
Stefanus, één van de diakenen van die eerste christen-gemeente in Jeruzalem, is voor de Joodse Raad gesleept en legt daar een indrukwekkend getuigenis af van Jezus als de Messias van Israël en als de Zoon van God. Zijn getuigenis eindigt met de striemende aanklacht: 'Gij zijt de verraders en moordenaars van deze Rechtvaardige; Gij die de wet ontvangen hebt op beschikking van engelen, doch haar niet hebt gehouden.'
Als hij dat gezegd heeft wordt het de leden van de Joodse raad te veel. 'Toen ze dit hoorden', staat er in de Statenvertaling, 'berstten hunne harten en knersten zij de tanden tegen hem.'
En even verder lezen we dat ze 'luidkeels beginnen te schreeuwen, hun oren toe- stoppen en dat ze als één man op hem afstormen'. Vervolgens werpen ze hem de stad uit en stenigen hem tot de dood erop volgt.
 
Zo gaat Stefanus dezelfde weg als zijn Heer, die immers ook buiten de poort van Jeruzalem moest sterven aan het kruishout.

Vanwaar toch die hevige agressie en die blinde woede? We menen het wel te begrijpen. Blijkbaar voelen deze Joden zich aangetast en gegriefd in hun diepste gevoelens en heiligste overtuigingen. In de naam van Jezus en in het getuigenis aangaande Hem liggen vuur en gericht besloten. ‘Vuur ben ik komen werpen op aarde’, zegt Jezus bij Lucas. Ergernis, aanstoot neemt men eraan. Niet zo'n klein beetje.
De sprake die uitgaat van Jezus' leven en sterven kan diep ingrijpen in mensenlevens. Jezus' naam kan een krisis betekenen in ons leven en grote onrust met zich meebrengen. Heilzame krisis wellicht, vruchtbare onrust misschien, omkeer op onze levensweg. Het is een afsterven aan het oude leven en een nieuw geboren worden voor een nieuwe toekomst.
Maar dat vermoeden, gegeven met de naam van Jezus, roept heftig verzet op; het leidt tot het toestoppen van de oren en tot het tot zwijgen brengen van de stem die van deze dingen getuigt. Want het is niet uitgesloten dat we levend onder de geestesadem en het gezag van de Messias Jezus steeds weer afscheid moeten nemen van veel dat ons dierbaar is en waaraan we gehecht zijn, ja, dat we moeten afzien van onze diepste en heiligste overtuigingen terwille van een nieuwe toekomst, in Hem en met Hem begonnen.
We moeten goed beseffen dat de waarheid van Jezus' sprekende leven deze Joden, maar ook óns, kan treffen in hun allerheiligst geloof, in hun godsdienst. Dat vooral is hun onverdraaglijk en dat maakt hen razend van woede. Het gebod dat van Jezus uitgaat Hem alleen van harte te vertrouwen, Hem alleen te volgen naar zijn toekomst en al het andere te durven en te moeten achterlaten. Dat hachelijke en schijnbaar zo ongewisse avontuur. Dat durven en willen ook wij eigenlijk niet aan en daarom staan we misschien niet eens zo heel ver weg van die joden die zo woedend tegen Stefanus te keer gaan - en daarmee tegen Jezus die al die onrust, al dat krisis-achtige in ons bestaan en in onze wereld te weeg kan brengen. Nogmaals: Heilzame onrust mogen we geloven, noodzakelijke krisis en omkeer, maar niettemin, óók, onzekerheid, gisting, geboortepijn van nieuwe schepping, van nieuwe tijden.
Dus zo zeker is het niet dat wij ons van die steniging van Stefanus verre zouden houden, al hebben we dan in onze tijd misschien wat nettere methoden en gooien we alleen figuurlijk met stenen... Maar zeldzaam is het bepaald niet in onze wereld dat de stem van de waarheid op een grove of minder grove manier het zwijgen wordt opgelegd.
Maar de vraag is of dat lúkt! Het begin van dat boek Handelingen is er vol van dat dat juist niet lukt, hoe de Joden dat ook met alle geweld proberen. Het lukt niet om Jezus en wat in Hem gezegd en gedaan is tot zwijgen te brengen of ongedaan te maken. Immers: zelfs het graf kon Hem niet vasthouden. Jezus lééft, ook al stierf Hij aan het kruis. Zijn stem is niet te stuiten. En ook Stefanus is in zijn sterven een levende, sprekende getuige die allesbehalve het zwijgen wordt opgelegd. Hij spreekt tot ons in zijn dood en dat dan in het bijzonder tot Saulus, die mede door hem tenslotte tot een Páulus zal worden...

Zeker, de onmiddellijke gevolgen van Stefanus' terechtstelling zijn ernstig en verschrikkelijk. Nog diezelfde dag (horen we) breekt er een zware vervolging los tegen de gemeente in Jeruzalem. En allen, staat er dan letterlijk werden 'uitgezaaid' over het land van Judéa en Samaria.
Ziet u, zo komt de naam van Jezus waaraan deze eerste christenen zich vastklampen vanuit Jeruzalem in het hele land van Judéa en Samaria. Dat is bepaald geen triomftocht. Het is zeker niet zo iets als een groots opgezette evangelisatie-campagne. Nee, omdat de grond in Jeruzalem hun te héét onder de voeten wordt verspreiden de mensen, die bij Jezus horen, zijn naam over het land, over de wereld. Zij gaan de weg van het zaad dat uitgestrooid wordt over de akker van de wereld. Zo gaat het toe onder de regie van de Geest! De weg van Jezus is de weg van het zaad dat in de akker valt (en zo vrucht draagt!) en de weg van zijn leerlingen en volgelingen is in wezen geen andere.

Steeds weer, ook in onze tijd, wordt de vraag gesteld: wat moeten wij doen als kerk, als christenen? Wat is wezenlijk? Waar komt het op aan? Dat zijn natuurlijk góede vragen, maar 't zou wel eens kunnen dat we ons hier dicht bij het antwoord bevinden. Niet veel, niet velerlei en allerlei wordt er van ons gevraagd, zou ik willen zeggen, maar slechts dat we iets hebben van de kracht en de eenvoud van het zaad.
Zaad is zo'n onopvallend, haast onooglijk goedje, maar het roept het beeld op van trouw, toewijding, overgave. Ook van deemoed, geduld, kunnen wachten. Zo onbeduidend lijkt zaad, maar het bevat kiemkracht en het kan vrucht voortbrengen, dertigvoud, tachtigvoud, honderdvoud...

Trouw aan Jezus en aan wat er in deze naam besloten ligt aan oordeel en genade, aan gebod en belofte, aan toekomst die doorbreekt in het heden. Daar - zou ik denken - komt het voor ons als christenmensen en als kerk in de eerste plaats op aan. Dat is wezenlijk en de kern van de zaak. Allereerst moeten we in geloof vasthouden aan de naam van Jezus en wat ons in deze naam is geopenbaard, gezegd en gedaan, op het hart gebonden. Dan zullen ons ook de ogen geopend worden voor waar het om gaat in ons leven en in de wereld en zullen onze voeten een weg vinden om te gáan temidden van de ongewisheden en de risico's van het leven in de wereld. En dat ook als al onze godsdienstige en zedelijke zekerheden wankelen en alles wat ons waardevol en dierbaar is ons dreigt te ontvallen. Ja, ook als ons gelóóf in de krisis komt. Dan zal de naam van Jezus ons nieuwe toekomst openen als de tijden veranderen en een weg wijzen waar we vooralsnog geen weg ontwaren.
En dan kan het ook niet uitblijven dat mensen daar allerwegen van ópkijken, ervan ophoren en in het geheim van deze naam willen delen. Dan zal de Geest er velen toevoegen aan de kring van de gemeente, zoals we dat lezen in het boek Handelingen
Het is niet onze taak en opdracht om mensen tot Jezus te brengen. Dat kunnen wij niet en dat hoeven wij niet. Dat doet de Geest. Maar mensen zullen in Jezus gaan geloven als wij, die dat al doen, eenvoudig leven in het licht dat in Hem over ons en onze wereld is opgegaan; als wij zijn licht weerkaatsen en zijn woord horen en doen.

Voor Jezus en zijn zaak kunnen en moeten we geen propaganda maken. Hij doet het in wezen ook slecht op de markt van religies en levensbeschouwingen. Daar hoort hij dan ook niet thuis. Hij is ánders. Jezus wijst van zichzelf weg naar de naaste in diens nood, naar de wereld als de akker waar de oogst te velde staat. Het is Jezus, het is God niet om zichzelf te doen. Zijn glorie heeft Hij gelegd in de menselijkheid van de mens, in de wereld als de spiegel en het schouwtoneel van zijn heerlijkheid. Daarin onderscheidt de God van Israël zich van alle godheden en grootheden van de heidenwereld. Hij is onder ons 'als één die dient', als 'een lam, een zaad, een weerloos woord, dat (zegt Gez. 302) wordt in Kanaän gehoord, zo is God vruchtbaar in ons midden.'
Wat wij kunnen en moeten is dit Woord horen en doen, er met vallen en opstaan uit leven. Dan doet de Geest de rest. De Geest draagt er zorg voor dat die naam van Jezus over het rond der aarde wordt verbreid.

In het voorgelezen stuk uit Handelingen valt voor het eerst de naam van Saulus, van de latere apostel Paulus. Nu we moeten zien dat zelfs deze Saulus in zijn felle en fantieke ijver tegen de gemeente van Christus ertoe bijdraagt dat Jezus'naam wordt uitgezaaid over de wereldakker. Ook in zijn woedend verzet tegen Jezus is deze Saulus een instrument in het werk van de Geest. Een zendeling tegen wil en dank. Dan al, al vóór zijn roeping en bekering op de weg naar Damaskus!

De ontreddering, de wanhoop en al het ongewisse en riskante van die vervolgde gemeente in Jeruzalem is ook ons en onze tijd niet geheel vreemd. Misschien op een andere manier, maar ook ons kunnen angst en twijfel, mismoedigheid en verlies van geloof parten spelen. We zien er geen gat in; geen opening naar voren. We laten het hoofd hangen. De wereld is onbarmhartig, de toekomst zit potdicht. Zullen we nog wel geloven? Of alleen maar leven met de leuze: 'laten we eten en drinken, want morgen, morgen sterven we'?
Tegen deze ook ons bedreigende onverschilligheid is de naam van Jezus het medicijn. We weten in hem van de nederige weg van het zaad dat valt in de akker, ja in de voor des doods. Die naam en die weg ons te binnen brengen is ons als gemeente als eerste en voornaamste taak opgelegd... Opdat we het geloof in de oogst niet verliezen..., omdat we in Hem voor vrede en geluk bestemd zijn. ‘After all’! Per slot van rekening.

AMEN
(c) Rens Kopmels