Lucas 24: 13-35
Als pas geboren kinderen
De naam van de eerste zondag na Pasen is: ‘Als pas geboren kinderen’.
We knipperen nog met de ogen in het over ons en onze wereld opgegane paaslicht. Scherp en helder zien we de dingen nog niet. Pasen is een hart-verheugende, maar toch ook een verwarrende boodschap. Er klinkt nog twijfel en ongeloof door in de paasverhalen. Er is nog treurnis en verdriet vanwege de kruisdood van Jezus. Dat erge en verschrikkelijke dat hem en zijn volgelingen is overkomen.
Dat geldt zeker ook voor die twee leerlingen die op de dag van de opstanding op weg zijn naar het dorpje Emmaüs. Terug naar huis, waarschijnlijk. Ze spreken met elkaar over wat er zich heeft afgespeeld nog maar enkele dagen geleden met en rond Jezus en ze zijn er verslagen en verdrietig onder.
‘En het geschiedde’, staat er dan, dat een vreemdeling zich bij hen voegt en met hen meeloopt. Dat typisch Bijbelse zinnetje ‘en het geschiedde’ – vaak onberekenbaar wegvertaald – betekent: let op! Hier gaat iets onverwachts gebeuren, iets waar we niet meer op mochten rekenen, gelet op het onherroepelijke en onverbiddelijke van wat er gebeurd is en nu eenmaal is, zoals het is. Gedane zaken die geen keer nemen. Maar hier gaat openbaring geschieden! Spits dus de oren en sper je ogen wijd open.
Als die vreemdeling hun vraagt waarover ze toch met elkaar spreken, zeggen ze: ‘Wij hoopten dat hij – Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad – degene was die Israël zou verlossen’.
Zij leefden in die hoop en die hoop deed hen leven, maar die is nu met de gewelddadige dood van hun heer en meester de bodem ingeslagen.
Hun gedachten en gevoelens zitten nog helemaal gevangen in die nog recente gebeurtenissen van gisteren en eergisteren.
En ze zijn diep teleurgesteld, ja, ontgoocheld. Het is alles voorbij. Allemaal verleden en verloren tijd. Ze hebben geen veelbelovende toekomst meer. Er gloort geen nieuwe morgen. De dagen zullen zich weer aaneenrijgen zonder enig wenkend perspectief. De uitzichtloze dagen van zuchten en zwoegen, van slaven en sloven, louter om in leven te blijven, totdat ze ook zelf zullen ‘sterven op de koop toe’ (Sartre). De verlossing tot een vrij en zinrijk leven, waarop ze hoopten onder de geestesadem van Jezus, is een illusie gebleken.
We kunnen hier vragen: verlossing waarvan eigenlijk? Het wordt in de tekst niet nader gespecificeerd. Vaak wordt er daarbij geacht aan een bevrijding uit de Romeinse bezetting van het volk Israël. Dat zal zeker in die verwachting hebben meegespeeld, maar toch ook wel verlossing vanuit de beklemming van de Farizese vroomheid met die strenge wetsbetrachting, waar de arme en onmondige schare eenvoudig niet aan kon voldoen, met alle gevolgen van achterstelling, discriminatie en verachting van dien. Dat juk van het moralisme zou Jezus van hen afnemen, zodat ze konden ademhalen als vrije en vrijmoedige mensen.
Of het kan gaan om een nog verder reikende hoop op een Rijk van gerechtigheid, waarin ‘elk zijn naam in vrede draagt’. Een land waar het leven van de één ten goede komt aan dat van de ander en waar we niet langer leven ten koste van elkaar in een heilloos ‘ieder voor zich’, waarin alleen de sterksten en de slimsten het min of meer triomfantelijk overleven.
Het gaat daarbij, welteverstaan, niet om een bevrijding uit de menselijke en aardse conditie als zodanig, maar om de bevrijding van ons lichamelijk en maatschappelijk bestaan tot ‘de vrijheid en de heerlijkheid van de kinderen Gods’, om het met de woorden van Paulus te zeggen (in Rom. 8).
Maar die hoop, door het optreden van Jezus in hun harten gewekt, is vervlogen. Het is een wensdroom gebleken en de wereld draait door alsof er niets gebeurd, niets veranderd is met en door Jezus’ worden en daden. Hij bedoelde het vast en zeker goed en was ongetwijfeld een nobel mens, maar hij was niet bij machte de gang der dingen ten goede te keren en het Koninkrijk van God te doen aanbreken.
De hoop en het geloof van die leerlingen zijn in rook opgegaan, achtergebleven in de verleden tijd. Maar dan neemt die vreemdeling, die zich bij hen gevoegd heeft, dat verleden weer op en verstaat wat er gebeurd is vanuit Mozes en de profeten. Moest het zo niet gebeuren? Hebben we dat niet eerder gehoord? Is deze schijnbaar doodlopende weg niet toch de weg naar een lichtende toekomst? Een doortocht door de Rode Zee richting het beloofde land. Een doopgebeuren van ondergang in het water van de dood én tegelijk een opstanding tot een leven in het licht.
Wat er gebeurd is zullen we niet moeten achterlaten en afschrijven in een voorgoed verleden tijd. Ook nu niet, ook wij niet, maar we zullen het moeten hernemen, gedenken en doordenken, het beluisteren en bevragen op nog niet ingeloste belofte, op wat nog komen gaat en wat ons nu te doen staat.
Jezus is in ieder geval geen voltooid verleden tijd, maar onvoltooid verleden tijd. Zijn geschiedenis gaat verder. Zijn levensdaad en zijn levenspassie zijn niet vergeefs geweest, maar zullen rijke vrucht dragen.
Het mag ons dan ook opvallen dat alle paasverhalen bij alle opening die ze bieden naar de toekomst óók steeds terugverwijzen naar het leven en werk van Jezus vóór Pasen. De Opgestane ‘gaat u voor naar Galiléa; dáár zult ge hem zien’. Zo staat het bijvoorbeeld bij Marcus.
Want de Opgestane is niemand anders dan de Jezus die zich bevindt en begeeft tussen de mensen in hun noden en angsten, bij hen is in hun ziekten, zwakheden en zonden. Met hen solidair verbonden tot het uiterste. En ook in zijn opstanding en hemelvaart heeft hij dan ook zijn vleeswording als mens tussen de mensen, zondaars steevast, niet afgelegd of achter zich gelaten! Pasen en Hemelvaart moeten we niet louter spiritueel en al helemaal niet esoterisch, bovenzinnelijk verstaan. De Heer is waarlijk opgestaan. Werkelijk, lichamelijk, zeggen en benadrukken al de evangeliën. Hoe onwaarschijnlijk en aanstotelijk ons dat ook in de oren mag klinken.
We doen er dan altijd goed aan ons af te vragen wat dat onwaarschijnlijke en onmogelijke, waarvan de Schriften overigens vol zijn, betekent, zeggen wil. Dus, hoe moeten we dat verstaan?
Nu, we zeiden het al: de verrezen Heer is niemand anders dan de bukkende en dienende knecht Jezus, die zich het lot en het leed van verloren lopende mensen aantrekt; en hij die ten hemel vaart, als ‘the King of universe’, is niemand anders dan de mensenvriend, niemand anders dan de toegewijde priester die zijn leven inzet voor de zijnen. Ja, met hen van plaats verwisselt, als de goede herder met zijn door de wolf bedreigde schapen.
Jezus’ kruisdood moeten we dan ook niet zien als een mislukking of een nederlaag, maar het is het teken van de overmacht en de triomf van zijn mens en wereld reddende liefde.
Deze Jezus lééft, ook al is hij dan gestorven en begraven. Dat is toch in de kern de paasboodschap. Hij leeft en hij doet leven. Hij is opgestaan en doet opstaan in de kracht van de Pinkstergeest. Dit schijnbare einde van zijn leven is een nieuw en veelbelovend begin.
Het gaat die twee discipelen dagen en hun hart gaat weer branden van vernieuwde hoop. Die vreemdeling haalt hen weg uit hun mismoedigheid en hun berustende teleurstelling. Als ze het dorp naderen zeggen ze tot hem: ‘Blijf bij ons, want het is al avond en de dag loopt ten einde’.
Godfried Bomans vond dat een van de mooiste en meest ontroerende woorden uit de Bijbel. Blijf bij ons, verlaat ons niet, want de nacht, de nacht van de eenzaamheid en van de bittere dood is nabij.
Bijna zouden we lezen: ‘Blijf bij ons, Here’. Want dat woord Here, Kurios, ligt hun al haast voor op de tong. Maar pas bij het breken van het brood tijdens de maaltijd herkennen zij in die vreemdeling de Here Jezus zelf.
Ze herkennen hem in het pèsach-ritueel van dood naar leven, van de Egyptische duisternis naar het licht en de ruimte van het beloofde land, van de exodus uit het slavenhuis. Het Israëlitische paasverhaal heeft Jezus in zijn levensdaad en levenspassie, in zijn dood en opstanding belichaamd en opnieuw waargemaakt. En velen erin betrokken en ook ons, laat geborenen, er deelgenoten van gemaakt.
We mogen als Paasmensen opstaan en wandelen in het licht en als Pinkstermensen de wereld ingaan zonder de hoop te verliezen.
AMEN
(28 april 2019)