Openbaring 12

Het boek Openbaring weerspiegelt het wereldgebeuren in al zijn grimmigheid en gewelddadigheid. Toentertijd en ook nog heden ten dage. De machten van het kwaad en het verderf gaan er tekeer in al hun boosaardigheid.

Het gaat hier niet louter om domme, brute, mens-onverschillige krachten, maar ze zijn, als het zevenkoppig monster, waarvan sprake is, niet verstoken van een venijnig en moedwillig bedoelen. Ze richten wat uit en ze richten wat aan.


Zo is dat boek Openbaring zeker geen opwekkende lectuur. We zijn dan ook geneigd onze blik af te wenden en ons terug te trekken in onze tamelijk veilige en gerieflijke comfortzone. Ach, het zal onze tijd toch wel duren.

Maar het is de vraag of dat ons wordt toegestaan, want als wij ons niet bemoeien met het wereldgebeuren, dan bemoeit dat gebeuren zich vroeg of laat wel met ons! Beter dus om tussen hoop en vrees de dingen dapper onder ogen te zien. Waakzaam in de wereld te staan.


We buigen ons nu over het begin van de gelezen tekst. De ziener ziet in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een krans van twaalf sterren. Al deze kosmische grootheden vormen haar cosmetica!

Wie is deze vrouw? Zij is niet minder dan ‘de koningin des hemels’, aan wie zon, maan en sterren dienstbaar zijn en hulde bewijzen. Deze vrouw, de bruid van de Heer, mogen we ook wel zeggen, als het stralende middelpunt van het heelal! Ach, laten we toch niet te gering, niet te klein over de mens en het mensenleven denken, want de mens is groot en het leven is kostbaar in Gods ogen, bekleed met glans en glorie. (Psalm 8)


Maar dan horen we dat zij in hevige barensnood is, het uitschreeuwt van pijn, in acute verwachting van de geboorte van een mensenkind.

Zeker in de adventstijd mogen we daarbij even denken aan Maria, de moeder van Jezus. Maar Maria is, meer dan Maria, ‘de dochter van Sion’. Ze staat voor het volk van God, voor Israël en dan ook voor de gemeente van Christus. Die verkeert in barensnood, maar daarin ook in gespannen verwachting.


Het is misschien goed om daar even bij stil te staan. De verwachting is de levensader van de gemeente, van de kerk, zou ik denken. De gemeente kan niet leven in haar goede bedoelingen en in haar goede en nuttige daden, in haar idealisme en activisme. Als de verwachting afsterft dan is het met de kerk spoedig gedaan. Dan verwelkt ze en verdwijnt ze. De gemeente is Adventsgemeente of ze is niet.


Wat of wie verwacht ze? Nu, ongehoorde dingen. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Maar bovenal en allereerst de komst en de verschijning van de Messias, de Vredevorst, die alle dingen goedmaakt en recht zet. Alle tranen afwist en die het gelaat van de bedrukte en bekommerde mens doet opklaren.

Leven zonder verwachting mag toch eigenlijk geen leven heten. Het is de dagen aftellen, slechts een overleven van de ene lege en doelloze dag naar de andere, tot het doek valt, tot het spel over en uit is.

Maar de gemeente leeft in de gespannen verwachting van komende grote en kleine verrassingen, zoals jonge kinderen op de komst van Sint Nicolaas, met een lied van hoop en verlangen in het hart en op de lippen, zoals toch ook elk mens, heimelijk en verscholen achter een façade van nuchterheid of onverschilligheid, hoopt op de komst van een vriend of een geliefde die het doelloze bestaan zin en richting geeft. Vreugde bezorgt als een kleine, maar onmiskenbare getuige en representant van de Messias.


Terug naar de tekst. Een tweede teken in de hemel. Een vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op elke kop een kroon. Een draak is een fabeldier dat in geen biologieboek voorkomt. Bestaat het dan niet echt? Nee, net zo min als er spoken bestaan, maar niettemin kunnen spoken en draken ons danig parten spelen, ons obsederen en achtervolgen. In die zin zijn ze maar al te reëel, maar schepselen, zoals de vogels en de vissen, de bomen en de bloemen, nee, dat zijn ze niet. In Gods goede schepping krijgen ze geen voet aan de grond.


Wie of wat is dan die draak? De tekst helpt ons een handje, even verderop. Het is ‘de slang van weleer’, die we al kennen uit Genesis 3. Het is de ‘diabolos’, de duivel, die de goede schepping van God in de war stuurt en die de mens doet dwalen en falen met zijn valse beloftes en zijn bedrieglijke suggesties. Onze wereld is er vol van.


Hij heet ook wel ‘satan’, Gods tegenstrever, die God naar de kroon steekt en niets anders wil dan bewijzen dat de schepping van met name de mens een deerlijke vergissing was die hij ongedaan wil maken. Hij weet het beter dan God. Deze arrogante vlerk. Dat wandelen en handelen in geloof, hoop en liefde, daar komt toch niets van terecht. De wereldgeschiedenis bewijst het met talloze documenten en verhalen; en elke samenleving spreekt het tegen. Mensen doen het goede en het kwade uit eigenbelang. Vermeend eigenbelang. Zelfhandhaving, meestal ten koste van de ander. Dat is de regel.


In de tekst heeft de draak het gemunt op het kind dat geboren gaat worden. Het kind van de verwachting dat zulke grote verwachtingen in mensen zal losmaken. Verslinden wil hij dat kind. Maar zodra het kind geboren is wordt het weggevoerd tot God en zijn troon om daar een veilig heenkomen te vinden. Dat is natuurlijk een duidelijke toespeling op de geboorte van het kind Jezus, dat vrijwel onmiddellijk na zijn geboorte in Bethlehem met Maria en Jozef moet vluchten naar Egypte, als koning Herodes het kind wil ombrengen.


Opmerkelijk is hier ook dat dat Kind, ‘waarvoor Herodes beeft’ (zegt onze Vondel), direct na zijn geboorte ten hemel vaart. De tussen liggende tijd wordt zelfs niet aangeduid. Het essentiële is dat de Zoon de aarde heeft aangedaan en dat hij nu regeert vanuit de hoogste hemel. Daar kan de draak hem niet bedreigen of vernietigen. Want Michaël en zijn engelen hebben met de draak en zijn trawanten afgerekend, hen verslagen en uit de hemel gesmeten. Op de aarde en op de zee. Nee, niet in de afgrond, zoals we misschien zouden wensen. Op de aarde gaat de duivel nog te keer, als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden, maar hij heeft weinig tijd en hij strijdt als een reeds verslagene.


Ziet u, dat is het hoopgevende in dat dramatische gebeuren op aarde waarbij ons horen en zien soms vergaat, dat in die schijnbaar eeuwige en onbesliste strijd tussen goed en kwaad de beslissing al is gevallen ten gunste van het goede.


Dat is in al het tumult en al het schrikwekkende dat ons in het boek Openbaring voorgespiegeld en afgeschilderd wordt de goede boodschap: het kwaad is op zijn retour. Het Lam heeft gezegevierd en niet het Beest uit de afgrond; en er is grote vreugde in de hemel.


Jawel, maar je moet het geloven en in dat geloof je levensdagen leven. Zien en ervaren doen we het lang niet altijd, al mogen we oog hebben en ook dankbaar zijn voor de bevestigingen van dat geloof in de gang van het historisch gebeuren. Maar we kunnen en mogen ons geloof zeker niet baseren op wat de geschiedenis te zien geeft. Dat leidt alleen maar tot moedeloosheid en berustend ongeloof.

Het geloof in vrede en gerechtigheid putten we uit het ons op het hart gebonden verhaal van Gods overwinning in Christus over de machten van dood, duisternis en verderf.

Dat zal niet betekenen dat wij alleen maar in alle rust en kalmte de dingen kunnen afwachten, maar ook dat we zelf worden aangegord tot de goede strijd.

De Geest van Christus rekruteert in deze wereld, om zo te zeggen, ‘een leger des heils’, compleet met opwekkende liederen en zo nu en dan een strijdkreet.

Die strijd en die arbeid zijn op de weg van de Heer niet ijdel, Paulus zegt het zo. Niet vergeefs,want de beslissende slag is geslagen.

In dat geloof mag het leven moedig en strijdvaardig geleefd worden. We mogen ons verlost weten uit de greep van het kwaad en ook uit de verlammende fascinatie door het kwaad, dat ons en onze wereld kan bedreigen en overkomen.


Van de prijs die daarvoor betaald is en betaald wordt, horen en lezen we in het boek Openbaring. De schrijver communiceert er het evangelie in de taal van de mythologie van de volken rond Israël en betrekt daarin op een verhulde en versleutelde wijze de historische ervaringen van zijn tijd en indirect van alle tijden.


Er staat meer in de Bijbel dan dit boek Openbaring, gelukkig wel, maar zonder dit boek zou de Bijbel de Bijbel niet zijn. Het wereldgebeuren in al zijn smartelijkheid en verschrikkelijkheid is het veld waarop het evangelie van Jezus Christus bepaald ook betrekking heeft en van toepassing is. Daarom blijven we hopen en bidden dat de toekomst van vrede en gerechtigheid over ons en onze wereld openbaar zal worden en haar licht reeds vooruitwerpt in het heden.


AMEN


(16 december 2018)

(c) Rens Kopmels