Over Misdaad en straf van Dostojewski

De roman Misdaad en straf van Dostojewski laat zich lezen als een reeks peilingen van de misère en de gekte van het menselijk bestaan. Het verhaal speelt zich af tegen het decor van armoedzaaiers, dronkaards, teringlijders. Kortom van ellendigen en ellendelingen. Zonder te moraliseren en ook zonder cynisme daalt de schrijver af in het mateloze lijden van de Russische mens van die tijd en wellicht van alle tijden en plaatsen. Het zuchten en kermen van de creaturen geeft hij stem in langgerekte monologen en dialogen die haast surrealistisch aandoen vergeleken met de normale conversatie tussen mensen. Wanen, angsten, haat en liefde komen vanuit een schemerduistere ondergrond van het menselijk bestaan aan het daglicht. Soms in dronkenmanstaal, in nachtmerries, in koortsige inbeeldingen. De grens tussen waan en werkelijkheid is er nooit scherp. Het zijn tal van nerveuze en hysterische zielen die zich in deze roman uitspreken en waarvan de non-verbale expressies in gelaat en stem met grote nauwgezetheid door de schrijver worden weergegeven. Als met het penseel van een Rembrandt.


De hoofdpersoon van de roman is ene Raskolnikov, een gestrande student in de rechten, die zijn dagen in ledigheid doorbrengt en vertwijfeld op zoek is... naar zichzelf. Een dáád, een moedige daad moet het begin zijn van een nieuwe levensweg, ook al zou dat volgens de gangbare normen een misdaad zijn. Hij wilde dat durven! Die afgrond van een contingente en duizelingwekkende vrijheid, waarin de mens zich gesteld weet, doemt hier voor ons op.

Het besluit valt in hem een abjecte en gemene woekeraarster te doden en hij doet dat ook.

Daarbij moet hij ook haar onschuldige zuster om het leven brengen.


De minutieuze beschrijving van de twee moorden is adembenemend en akelig. De gemoedstoestand van Raskolnikov tijdens en ook na de moord dreigt over te slaan op de lezers. Men moet goed in zijn vel zitten om deze roman aan te kunnen! Het is beklemmende en verkillende lectuur.

Gedaan is het echter niet met de moord op de woekeraarster. Het is bepaald geen eerste stap op een nieuwe levensweg, die Raskolnikov vastberaden inslaat. Hij is de eenzame gevangene in het weten van zijn misdaad, die de gemoederen in zijn omgeving in beroering brengt. Overal meent hij mensen te ontwaren die weten of vermoeden dat hij het is die die moord begaan heeft. Elk spoor heeft hij weliswaar zorgvuldig uitgewist, maar de onrust dat men weet van zijn misdaad drijft hem koortsachtig voort. Hij kan het uiteindelijk niet voor zichzelf houden en is er vaak na aan toe zich bij de politie aan te geven. Door zijn gedrag en zijn ongemeen grote interesse in de moordzaak, als die ter sprake komt, laadt hij bovendien hier en daar verdenking op zich.

Deze eenzame opsluiting in zijn met niemand gedeelde kennis is vreeslijker dan een gevangenisstraf. Hij moet het aan iemand kwijt bij wie zijn geheim veilig is. Dat is bij de eerbiedwaardige en hem vererende prostitué Sonja. Deze Sonja zal hem niet aangeven, niet veroordelen, maar hem zien en liefhebben in zijn onzegbare en grenzeloze lijden. Nooit zal ze hem in de steek laten, ook niet ondanks al zijn vaak norse en onaangename houding tegenover haar. Want Raskolnikov is een trotse ziel, die ondanks zijn diepe eenzaamheid genegenheid en vriendschap jegens hem nauwelijks kan verdragen. Niet van zijn moeder en zuster, niet van zijn trouwste vriend en ook niet van de hem tot het uiterste toegewijde Sonja. Zijn hart is niet boosaardig en hij veracht zijn naaste medemensen niet, maar hij wil niet door hen gekend en bemind worden en kiest steeds weer voor de eenzaamheid van zijn weg en zijn ziel. Ook al is die weg vooralsnog een zich herhalende cirkelgang en is zijn ziel allesbehalve vrij en vastberaden. Hoe kan hij ontsnappen aan zichzelf, aan zijn zelfverwijten en zijn wanhoop? Spijt heeft hij niet van zijn misdaad, die volgens hem niet meer was dan het doden van een schadelijke luis, maar hij is diep ontsteld over zichzelf als een opgejaagde angsthaas, die de weg volledig kwijt is.

Suïcide is hem niet ver. Sonja en zijn zuster vrezen het in angst en beven. Maar hij zal zich tenslotte aangeven bij de politie en zijn straf waardig en gelaten aanvaarden. Acht jaar dwangarbeid in Siberië. Sonja volgt hem en gaat wonen in een stadje in de buurt van het strafkamp. Ze bezoekt hem trouw en zo veel mogelijk, verzorgt de correspondentie met zijn zuster en zwager. Dit alles in een belangeloze, niets vragende of verwachtende liefde. Sonja, deze ‘heilige hoer’, is, ongetwijfeld ook in de conceptie van Dostojewski, beeld en gelijkenis van de Zoon des mensen, die verloren zielen zoekt en niet aan hun lot overlaat.


Deze liefde van Sonja voor Raskolnikov vindt haar oorsprong in diens optreden jegens haar bij hun eerste ontmoeting. Vanuit zijn armoede bekostigde Raskolnikov het begrafenismaal van haar vader, een aan lager wal geraakte dronkaard, waarmee hij nog maar kort geleden enigszins bevriend is geraakt. Als zij hem in zijn schamele onderkomen bezoekt om hem namens haar stiefmoeder te vragen of hij de maaltijd wil bijwonen en ze bedeesd in de deuropening blijft staan, nodigt hij haar uit binnen te komen en plaats te nemen naast zijn zuster, die haar vriendelijk en eerbiedig begroet. Zo is Raskolnikov haar weldoener, haar held geworden, omdat hij voorbijzag aan haar status als een door iedereen verachte prostitué.

Het doet me denken aan die zondares uit Lucas 7 die in het deftige huis van Simon, de Farizeeër, onder veel tranen Jezus’ voeten kust en zalft met kostbare olie. Zij ook heeft kennelijk in hem haar weldoener, haar redder ontmoet, die haar zag staan en aansprak waar iedereen aan haar voorbijging en de blik afwendde. Dat doet de tranen van dankbaarheid rijkelijk vloeien en doet haar Jezus’ voeten kussen zonder ophouden. De haar vergevende en aanvaardende liefde wekte haar liefde op. Want wie veel is vergeven zal veel liefhebben.


De liefde van deze zondares en ook die van Sonja mag geen erotische liefde heten en is dat ook niet. Daarvan is noch bij Lucas, noch ook bij Dostojewski geen sprake. Misschien enigszins tot verbazing van de moderne lezer. Toch is zij ook niet vrij van erotiek. Al die tranen, al die kussen en die geurige olie verraden een verscholen erotiek. Zowel het evangelie als Dostojewski houden dat evenwel verborgen. In de nood van het bestaan is de tijd nog niet aangebroken om klanken uit het Hooglied te laten doorklinken. Vooralsnog is het een tijd om zich van omhelzen en minnekozen te onthouden. De bloemen vertonen zich nog niet op het veld, de zangtijd is nog niet aangebroken. (Vgl. Hooglied 2: 12.)


Raskolnikov geeft ook tijdens zijn verblijf in het strafkamp nauwelijks enig blijk van waardering en blijft haar nors en onverschillig bejegenen, maar als zij een tijdje ziek is en niet verschijnt is hij erg verontrust. Bij hun weerzien valt hij op zijn knieën en kust hij haar voeten. Het is het begin van een ‘geleidelijke wedergeboorte’! De liefde en het geloof, de gedachten en gevoelens van Sonja zouden ook de zijne kunnen worden.


Daarmee begint een nieuw verhaal. ‘Maar dit verhaal is hiermee ten einde’, besluit Dostojewski zijn indrukwekkende roman.

Het breed uitgemeten hoofdstuk van ’s mensen ellende is niet zonder een oplichtende horizont van ’s mensen verlossing. De volhardende liefde van de weerloze en zachtmoedige Sonja is er het geheim van.

In het oerwoud van lijnen, zijlijnen en zijpaden is de relatie van Sonja en Raskolnikov een hoofdlijn die het verhaal draagt en doortrekt.


(december 2019)

(c) Rens Kopmels