Matteüs 28: 19
zondag Trinitatis
De eerste zondag na Pinksteren heet in de traditie van de kerk ‘Zondag Trinitatis’ oftewel zondag van de Drie-enige God
We denken en spreken in de kerk op goede Bijbelse gronden over God als over de Drie-enige, als over de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Dat is niet onbelangrijk en we willen proberen daar iets zinnigs over te zeggen.
Allereerst zullen we daarbij het beeldverbod goed in acht hebben te nemen. God mogen we niet vastleggen in een beeld of een voorstelling. Ook niet in een denkbeeld of een begrip.
Vooral de Joden zijn daar streng in. Zij spreken Gods naam zelfs niet uit. Hooguit duiden ze die alleen maar aan met de letters JHWH. HIJ, je weet wel.
Die schroom moge ook ons sieren .Want God is ook voor ons onbevattelijk; groter dan ons verstand, ja, groter dan ons hart. Hij woont in een ontoegankelijk licht.
God is de Onuitsprekelijke. De Onuitsprekelijke die nochtans spreekt en aanspreekbaar is.
‘En God sprak’, ja, dat is misschien wel het meest verrassende en tegelijk het meest aanstotelijke zinnetje in de Schrift voor de mens van de moderne tijd. Want die mens waant zich de enige spreker in een zwijgend universum. De enige dader ook in het onverbiddelijke en onverschillige wereldgebeuren. Het vereist moed om zo mens te zijn. Veerkracht en wakkerheid ook.
We kunnen deze moderne mens eerbiedigen en zelfs bewonderen in zijn levensmoed en de vindingrijkheid waarmee hij zich gaande en staande houdt, maar de Bijbel zet hem toch wezenlijk anders op het levenstoneel.
Daar horen we dat de mens er niet alleen voor staat. Hij is niet de enige spreker en dader in een verder zwijgende en onverschillige wereld. De mens is niet het begin of het middelpunt van al wat is.
In den beginne was er het Woord, het Woord dat niet het onze is en dat hem en alle dingen in het aanzijn riep. In dit hoge en scheppende Woord spreekt en is God en wordt de mens een naam toegeroepen en een weg gewezen.
En als spreken dan niet genoeg is komt God en daalt Hij in de gestalte van zijn eniggeboren Zoon af in de laagvlakte van het menselijk bestaan en als komen dan nog niet genoeg is bezielt en bemoedigt hij ons met de kracht van zijn levendmakende Geest.
Zo tekent zich al een drievoud af in de ene God. Als de Vader van de Zoon (en zo alleen onze Vader) is Hij boven ons; als de Zoon is Hij met (en nooit zonder of tegen ons) en als de Heilige Geest is hij in en tussen ons.
We mogen in de lijn van het Bijbelverhaal over de ene God spreken en denken als over de Schepper, Bevrijder en Vernieuwer van de mens en van alle dingen.
We lazen het slot van het evangelie van Matteüs. Daar kwamen we die trinitarische formule al tegen.
Er staat daar: ‘… maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.’
Iets liever zou ik hier vertalen op de Naam, in plaats van in de naam en dan Naam met een hoofdletter geschreven, want de Naam staat voor de Here God zelf in zijn woorden en daden, in zijn ons verhaalde en op het hart gebonden geschiedenis met de mens en de wereld. De gedoopten worden betrokken in en krijgen deel aan deze geschiedenis. Aan dit verhaal van geloof, hoop en liefde.
Want aan God in de Bijbelse zin van dat woord zit altijd een verhaal vast en dat verhaal mag ons in zekere zin liever zijn dan een God afgezien, losgemaakt, geabstraheerd van zijn verhaal. Die laatste God is voor ons een onbekende X. We weten niet eens of hij wel bestaat of ook niet bestaat. Ten aanzien van hem past het ons agnosten te zijn, niet-wetenden of minder bescheiden en strijdvaardiger: atheïsten, godloochenaars.
Maar in beide gevallen mogen we in alle nuchterheid en zakelijkheid zeggen: we hebben de verhalen nog en de liederen, de gebeden en de geboden, ons toevertrouwd in de Schriften en overgeleverd en vertaald, opgevangen en verbogen in de traditie van kerk en synagoge en zeker ook in de geschiedenis van de geseculariseerde wereld. Daarvan en daarin leven we in de gemeente van Christus. Daar moeten we het mee doen en daar kunnen we het ook mee doen.
‘Een mens te zijn op aarde is... leven van de woorden die opgeschreven staan...’
Zo staat het in een bekend gezang en de dichter voegt er dan aan toe: ‘en net als Jezus worden, die het ons heeft voorgedaan’.
Lange tijd hield ik dat zinnetje voor een nogal dubieuze, vrome toevoeging. Nou ja, ‘net als Jezus worden’, kan dat nu de bedoeling zijn? Dat halen we in de verste verte niet.
Maar we moeten vragen wat heeft Jezus ons nu voorgedaan? Nu ja, precies dat leven van de in Wet en Profeten opgeschreven woorden! Luisterend met heel zijn bestaan naar dat daar geboekstaafde Woord van God sprak hij dat Woord, als een poëet, dat is als een dader en dichter van dat Woord.
Zo was hij dat Woord, was hij sprekend God. Zo Vader, zo Zoon. De Kurios, ook Hij. De Here Jezus, zoals de meest vromen onder ons, Bijbels terecht, hem noemen.
God voor de tweede keer, om zo te zeggen, als onze broeder en redder in de nood en de uitzichtloosheid van ons bestaan.
En voor de derde keer spreekt God in de woorden en daden van door zijn Geest bezochte, bezielde en gedreven mensen en we horen met Pinksteren dat die Geest, die uitgaat van de Vader en de Zoon, is uitgestort over alle vlees. Ook de zogeheten ongelovigen kunnen er niet altijd weerstand aan bieden.
Ten laatste sinds de 17e eeuw produceert de moderniteit agnosten en atheïsten in menigte en dat gaat nog wel een poosje door. Afgewezen of zelfs afgezworen hebben zij het idee of het beeld van een almachtige en alwetende God, die ‘het al bestiert’.
In die afwijzing kunnen we deze godloochenaars eigenlijk alleen maar bijvallen. Maar het is geen reden, geen afdoende reden om niet langer het oor te luisteren te leggen bij het verhaal van God en de mens en om dat proberen te verstaan.
Tot haar niet geringe schade heeft een aanzienlijk deel van onze westerse cultuur dat echter verzuimd. Maar we mogen geloven en soms zelfs ervaren dat de Geest in zijn vrijmacht waait waar Hij wil. Krachtig en voortvarend, zodat in zijn overmacht en scheppingskracht zelfs doven horen en stommen spreken. Net als die doofstomme man in het heidenland uit Marcus 7. Een klein Pinksterwonder!
En in de gemeente mogen we ons daarover zonder reserve verwonderen en verheugen. En daarbij de Heer loven met al wat in ons is.
AMEN
(7 juni 2020)