Brief X

Beste vrienden en bekenden,


Erger dan de eigen dood is misschien de dood van een geliefde of een verwant. Een dierbare naaste die je niet wilt en kunt missen, maar toch moet missen. Zijn of haar dood slaat een diepe wond in je leven die nooit helemaal geheeld wordt.


In de levensfase van 80 jaar zijn we gedurig gepreoccupeerd met ernstige ziektes en dreigend of feitelijk overlijden van vrienden en bekenden; soms ook van onze levenspartner of van een zoon of dochter. Dat stemt intens droevig. Het kan onze dagen verduisteren en ons gemoed versomberen. Scherpe pijn in onze hartstreek.

Overigens wordt dit alles ons ook eerdere levensfases niet bespaard. Daarin zijn de schrik en de verslagenheid vaak zelfs heviger dan bij het wegvallen van vrienden of geliefden. Leeftijdgenoten vaak door ernstige ongelukken of ook door verbijsterende zelfdodingen maar ook zag ik vaak ontroostbaar verdriet bij tieners bij de uitvaart van oma of opa. De kinderen meestal droevig of gelaten, de kleinkinderen in een niet te stuiten tranenstroom.


Wennen we dan aan het sterven van ook ons dierbare medemensen naarmate we ouder worden? Ach nee, de dood wordt nooit doodgewoon, maar ik merk wel aan mezelf dat ik enigszins immuun geworden ben tegen het verlies van zoveel goede vrienden en vertrouwden. Het is niet anders, bedenk en verzucht ik wel eens bij mezelf en mijn leven gaat nog wel even door, zij het dat het allengs ook wel stil en leeg om je heen wordt. Halverwege mijn 85-ste levensjaar heb ik vrijwel geen vrienden, collega’s, familieleden meer ouder dan ik zelf en ook onder de jongeren zijn er mij al heel wat ontvallen. Het wordt onvermijdelijk stiller om ons heen. De dreiging van vereenzaming en hulpeloosheid dient zich aan. Ik zie een bejaard echtpaar schuifelen over de straat, elkaar tot steun, de één met rollator of in een rolstoel. Het is licht ontroerend maar ik huiver bij de gedachte dat er straks één van hen wegvalt en de ander achterblijft in leegte en gemis Het is het trieste lot van niet weinigen.


Toch mogen we erop vertrouwen dat er altijd wel een oog is dat ons ziet, een oor dat ons hoort of een hand die ons opvangt en opricht als we vallen. Zonder het evenwel zeker te weten, maar het gebeurt, keer op keer. Men weet niet van waar of door wie. Het genadige toeval doorkruist de schijnbaar onverbiddelijke en noodlottige gang van zaken. We mogen nog altijd in wonderen en engelen geloven! Verrassende verschijningen van achter de horizon van ons klein en beklemmend geworden wereldje. Het is ons beloofd en gezegd en ik zeg het tot mezelf tegen mijn eigen mismoedigheid en ongeloof in.


Maar er zijn beduidende verschillen in de wijze waarop we het verlies van een medemens ervaren. Het is sterk afhankelijk van de relatie die we met de overledene hadden of ooit hadden Ook speelt de leeftijd van de gestorvene een rol in de beleving van het doodsbericht. De schrik en de schok zijn groter als het gaat om het overlijden van een nog jonge man of vrouw – en zeker van een kind! – dan bij oud geworden medemensen wier leven naar het einde neigde en geen enkele belofte meer bevatte, noch voor henzelf, noch voor anderen.


Mijn beide ouders zijn oud, tot zeer oud geworden. Moeder 88, vader zelfs 97. Moeizaam en soms ook wel eenzaam waren hun laatste jaren door lichamelijke en mentale aftakeling en het verlies van vele, haast alle leeftijdgenoten. Voor mij en ook wel voor mijn zussen was hun overlijden zeker een ernstig en onvergetelijk gebeuren, maar niet heel erg. Eerlijk gezegd ook wel een opluchting. Het was genoeg geweest, meer dan genoeg. Ik kon er vrede mee hebben. Mijn vader is 4 mei 2005 ten grave gedragen door zijn negen kleinkinderen in het dorp waar hij zijn hele leven gewoond had. Om 8 uur stonden we met enkele familieleden rond zijn graf voor de dodenherdenking in de mistige avond van het stille land.

Heel mooie herinneringsbeelden. In de nagedachtenis aan mijn ouders overweegt de dankbaarheid en echt gemist heb ik hen bijna nooit.

Dat kan natuurlijk ook anders Zijn eigen vader had mijn vader verloren toen hij nog naar 19 jaar was. Decennia lang droeg hij het verdriet en de spijt in zich omdat zijn vader niet meer getuige van zijn verdere levensweg is geweest.


Zelf was ik al 54 toen mijn moeder en zelfs 67 toen mijn vader overleed. Een rouwproces heb ik niet doorgemaakt Het afscheid van mijn ouders ging stapje voor stapje na elk maandelijks bezoek. Wel denk ik nog regelmatig aan mijn ouders en aan mijn grootouders. Vergeten wil ik ze niet. Ik voel dat als een verplichting en een behoefte, want de doden hebben recht op onze herinnering en herdenking. We mogen en moeten hen niet aan de volstrekte vergetelheid prijsgeven. In de nagedachtenis van wie ons voorgingen staat de authenticiteit en de waardigheid van ons mens-zijn op het spel. De vertroosting van hen die gaan sterven ligt in de hoop en het vertrouwen dat de na hen levenden niet volledig zullen vergeten wie zij waren en wat zij gedaan hebben in de zaak waarvoor ze geleefd, gewerkt, mogelijk zelfs gestreden en geleden hebben. Het mag en het kan toch niet allemaal vergeefs en vruchteloos geweest zijn? Is het niet onze dure en tegelijk dankbare plicht onze dierbare doden te herdenken en hun werk te hernemen, te bevestigen en misschien te voltooien of nog te overtreffen? Het einde van hun leven is dan niet zonder meer einde verhaal.

Vivre sa vie en daarmee uit. Nee, dat is toch veel te kort door de bocht.


Een lang en diep rouwproces heb ik persoonlijk niet doorgemaakt, maar ik meen wel te begrijpen dat dit zuiverend en helend kan werken. De pijn om het verlies van een geliefd mens kan erin doorleefd en dan ook gelenigd worden. Zo kan er ruimte in de ziel ontstaan voor een nieuwe verwachting en een nieuwe liefde. Wie diep heeft gerouwd, mag zichzelf leren kennen en aanvaarden als iemand die intens heeft liefgehad. En die liefde blijft hem of haar dragen en bezielen.


Talloze tijd – en weggenoten zijn ons ontvallen als we zelf oud geworden zijn en dat gaat maar door. Mis ik hen en hoe reageer ik op het bericht van hun overlijden? Dat laatste toch meestal enigszins geschokt en met een gevoel van minstens lichte ontroering.

Bij het ontvangen van het onverwachte overlijdensbericht van een goede vriend uit mijn studietijd was ik er minstens een half uur helemaal stil van en dacht ik na over die probleemloze en hartelijke vriendschap van destijds en de incidentele contacten daarna. Ik schreef zijn weduwe een brief en daarmee kon ik vrede hebben met zijn heengaan. Zo gaat het, zo is het nu eenmaal. Gelaten acceptatie.


Het is weer anders en verdrietiger as de overleden vriend of vriendin nog present was in je leven hier en nu. Schrik en verslagenheid op het moment dat je ervan hoort, maar na enige tijd wellicht toch ook een streepje dankbaarheid in je gemoed dat je elkaar zo lang en zo goed hebt gekend. Dat blijft.

Soms echt missen doe ik door mij bewonderde en met me bevriende overleden collega’s en leermeesters. Ik mis hun kritiek en waardering voor mijn werk en de aandacht en et de sympathie voor mijn persoon. Het zijn er heel wat geweest. Sommigen beroemdheden in hun tijd en op hun terrein. Ik prijs me nog altijd gelukkig dat ik ze goed en soms van nabij heb gekend... en zij mij. Heel dierbare herinneringen.


Ten slotte een enkele gedachte bij de uitvaart van geliefden en bekenden. Als het enigszins mogelijk is ga ik daarheen. Het is vaak een goede manier en een goed begin om het verlies van de overledene te verwerken. Het is ook een laatste verschuldigd eerbetoon aan de mens die je gekend of niet eens zo van nabij gekend hebt. Ik geloof dat ik het ook doe om in de serene sfeer van de uitvaartplechtigheid en de vreedzame gang naar de begraafplaats te anticiperen en vertrouwd te raken met mijn eigen uitvaart. Een kleine exercitie om me te verzoenen met de eindigheid van het leven en dan ook van het mijne.


Met een hartelijke groet,


Rens

(10 oktober 2022)

(c) Rens Kopmels