De blijvende actualiteit van Bonhoeffer

4 februari 2006 is het precies honderd jaar geleden dat Dietrich Bonhoeffer in Breslau werd geboren. 'Die Welt ist noch in Ordnung. Seine Kinderjahre fallen in eine Epoche, die man später die "gute alte Zeit" nennen wird', aldus Renate Wind in haar in 1990 geschreven boek over Bonhoeffer 'Dem Rad in die Speichen fallen'
De goede oude tijd! Daarvan zal in de 39 jaar van Dietrich's leven alleen een verre herinnering overblijven. In drie decennia zal die tijd voorgoed tot 'Die Welt von Gestern' (Stefan Zweig) gaan behoren. Een van de sprekende getuigen van die turbulente overgang van oude naar nieuwe tijden is en blijft Dietrich Bonhoeffer.
Daarom is en blijft hij boeiend, maar toch is het ook verbazingwekkend dat deze theoloog en christen ook voor de jongste generatie een tijdgenoot kon worden. Het moge blijken uit de gestage stroom van nieuwe publicaties over zijn persoon en werk. Eén van de laatste in het Nederlands is van de hand van ons redactielid Dr. T. G. van der Linden, Dietrich Bonhoeffer. Een inleiding met kernteksten. Hij schrijft daarin: 'Feitelijk is er een niet-aflatende belangstelling voor Bonhoeffers persoon, biografie, spiritualiteit en geschriften' (p. 92) En dat 'ook buiten het erf van kerk en theologie', wereldwijd. Alleen in Nederland al somt Van der Linden achter in zijn boek een twintigtal publicaties op sinds 1990. Dat is best veel.
Wat is het geheim van die blijvende interesse in Bonhoeffer's nagelaten werk? Zijn aansprekende en aangrijpende biografie speelt daarin zeker een rol. Hij schreef zijn theologie tegelijk met zijn levensverhaal. Dat geeft haar een toets van authenticiteit. Maar er is meer: Eberhardt Bethge, vriend en leerling van Bonhoeffer en de schrijver van de standaardbiografie, was het die in diens levensgang de fasen van theoloog, christen en tijdgenoot onderscheidde. We kunnen wellicht ook zeggen die van universiteit, kerk, wereld, als de levensterreinen waarop Bonhoeffer zich successief bewoog. Maar dat dan zonder in een volgende fase de eerdere achter zich te laten. Als christen, man van de belijdende kerk, blijft hij theoloog en als tijdgenoot, man van het politieke verzet, blijft hij zowel christen als theoloog. Juist dat maakt hem als 'tijdgenoot', haast opgaand in politieke en wereldlijke aangelegenheden, zo boeiend. Vlak voor de fameuze brief van 30 april 1944, waarin hij voor het eerst expliciet komt te spreken over het einde van 'die Zeit der Religion', schrijft hij aan Bethge: 'Einen Bruch in unserem Leben haben wir eigentlich beide nicht erfahren'. En even verder: 'Die Kontinuïtät mit der eigenen Vergangenheit ist doch auch ein grosses Geschenk'. Als er al van een afscheid van het traditionele christendom gesproken kan worden is dat een afscheid in een erkentelijk omzien.
Niettemin betreedt hij in dat late voorjaar en die zomer van 1944 in zijn brieven uit de gevangenis van Tegel, ook voor zijn eigen gevoel, theologisch 'Neuland' en velen hebben dat net zo ervaren. Zijn inzicht dat geloof in Christus geen 'religieus a priori' veronderstelt werkte als een enorme verrassing en behoort tot de onopgeefbare verworvenheden van alle christelijke theologie sindsdien. Persoonlijk kan ik me mijn bestaan(tje) als theoloog niet voorstellen zonder deze ons door Bonhoeffer aangereikte inzichten. Daarachter terugvallen gaat eenvoudig niet meer. Alles wat religie mag heten staat onder de kritiek van de openbaring in Christus, ook al moet het misschien een cultuurhistorische vergissing heten dat het tijdperk van de religie ten einde loopt, zoals Bonhoeffer meende. Vanuit die vergissing moeten we het principiële inzicht niet opgeven dat het geloof uit het horen (en gehoorzamen) van het tot ons en onze wereld gesproken Woord is en niet stoelt op een religieus-antropologische wortel. Van der Linden zegt al direct in de inleiding van zijn boek dat Bonhoeffer 'in zijn intense betrokkenheid op de ontwikkelingen van zijn tijd...een theoloog van de openbaring bleef' (p. 9) Dat zal in de menigvuldige interpretaties, die het oeuvre van Bonhoeffer toelaat, vastgehouden moeten worden.
Ondertussen betekent die 'intense betrokkenheid' bij de dingen en de mensen van zijn tijd dat we met een zeker recht ook van een 'theoloog van de ervaring' kunnen spreken. Dat is mede het aantrekkelijke en inspirerende van Bonhoeffer's hoofdzakelijk in fragmenten nagelaten erfenis. Hij spreekt, vraagt en denkt vrijuit in een zo goed als godloze wereld, kritisch en solidair, altijd in een heldere taal, maar ook hier geldt wat hij in zijn brief van 16 juli zal schrijven: 'de God die ons in de wereld doet leven zonder werkhypothese God, is de God voor wiens aangezicht wij onophoudelijk staan'(p.167, in Van der Linden).
Voluit geseculariseerd leven we nochtans 'çoram Deo', voor Gods ons en onze wereld in Christus toegewende aangezicht. Twijfel daaraan vindt men nergens in zijn werk. Er valt weliswaar veel voor te zeggen dat het bij Bonhoeffer gaat 'van religie naar humanisme', maar ook als humanist is en blijft hij christen. Geheel en al. Zijn betrokkenheid bij mens en wereld komt nergens in mindering op zijn innige vroomheid en de waarde die hij toekent aan gebed, lofzang, meditatie en bijbelstudie. De kerk als gemeente van Christus als achterhaald beschouwen, ook al zou haar vorm en positie niet dezelfde kunnen blijven, was hem vreemd en ver. Met de religie verdwijnt dit alles niet! Dan zou men Bonhoeffer faliekant misverstaan.
Het knap en bondig geschreven boek van Van der Linden, dat naast Bonhoeffer's 100-ste geboortedag de aanleiding is voor dit artikeltje, is in hoge mate congeniaal met wat Bonhoeffer bezielde en hem voor ogen zweefde, zou ik denken. Bonhoeffer blijft een inspirerende voorganger, ook in de 21-ste eeuw. Van der Linden levert er het bewijs van met deze publicatie.


Dr. T.G. van der Linden, Dietrich Bonhoeffer. Een inleiding met kernteksten. Kok-Kampen 2005. ISBN 90 435 1078 5 (184 pag.)
(c) Rens Kopmels