Leven in het vermoeden van een ander verhaal
Ooit omschreef ik geloof als 'leven in het vermoeden van een ander verhaal'. Een ander verhaal dan dat van onze wereld zoals dat dagelijks in brokstukken en brute feiten tot ons komt vanuit de nieuwsmedia en dat in de annalen van de geschiedenis geboekstaafd wordt. Daarin 'sporen van Gods handelen' te ontwaren is ons (haast) onmogelijk, zoals ook C. L. Patijn meent in zijn bijdrage in nr. 8. De dingen gaan zoals ze gaan. Onvoorspelbaar, oninzichtelijk, onverschillig voor het lot van de mens. De regie ontbreekt –of is wel zéér verborgen.
Ik had die omschrijving van geloof destijds niet helemaal van mezelf, maar ontleende die aan een bespreking door Rob Hensen van het boek van Harry Mulisch 'De aanslag' in het tijdschrift 'Voorlopig' van maart 1983.
Mulisch' verhaal las en hoorde ik als het verhaal van onze tijd en in het bijzonder van mijn generatie. De hoofdpersoon, Anton Steenwijk, een ternauwernood overlevende uit de oorlog '40-'45, zijn we min of meer zelf. Mijn generatie, geboren voor of in de oorlog, leefde (en leeft) met deze catastrofe achter zich; die gedenkend en/of verdringend. Dat laatste doet Steenwijk, maar ondertussen gaat het van oorlog tot oorlog, van verschrikking tot verschrikking: Korea (1950), Hongarije (1956), Vietnam (omstreeks 1970). De Koude Oorlog, de in steeds hoger spiralen doorgaande kernbewapening. Mulisch' boek eindigt en vindt zijn ontknoping, zoals men wellicht weet, op de grote Vredesdemonstratie in Amsterdam in 1981.
Het is het verhaal van de wereldpolitiek in een tijdsbestek van zo'n veertig jaar vanuit een Nederlands perspectief. Maar het politieke is persoonlijk; meer nog dan het omgekeerde, zoals je in de jaren zeventig steeds weer hoorde. Dat bleek al in het begin van 'De aanslag'. Ook al speelde je maar een spelletje 'Mens-erger-je- niet' en zei mevrouw Steenwijk: 'Bemoei je er niet mee. Wij hebben er niets mee te maken' (met dat voorval, die aanslag), het politieke grijpt in, diep in, in het persoonlijk bestaan. Al kon, behalve Anton, niemand van de familie Steenwijk dat navertellen. Hun huis wordt na de aanslag op een NSB-er in brand gestoken en zij zelf geëxecuteerd.
We leven als aan dood en ondergang ontsnapten, als overlevenden van rampen en onheil. Schuiven we alleen maar voort van catastrofe naar catastrofe? Tot het eindigt in de finale catastrofe?Is dat het hele verhaal óf is er nog een ander verhaal? Een vermoeden van een ander verhaal? Ik zou willen leven met de oren gespitst of ik dat ook horen mocht.
Maar ik heb niet zo'n behoefte aan verhalen die dat verhaal van onze wereld óverslaan of al te vlot overstijgen. Daarvan zijn er al genoeg en te veel. Dat andere verhaal moet wel betrekking hebben op ons verhaal en onze geschiedenis. Anders is het niet 'echt'. Het moet ook óns verhaal zijn; in een ander licht, anders verteld. Kan onze geschiedenis ook verhaald worden als een geschiedenis van hoop, zodat er met fiducie geleefd kan worden?
Volgens Rob Hensen, destijds studentenpredikant in Groningen, bevat het boek van Mulisch 'vermoedens van dat àndere verhaal'. De kosmische noodzakelijkheid waarin de geschiedenis verloopt, wordt doorbroken door aanduidingen 'van een àndere dag, die de herhaling van alle dingen weerstaat, van een ander verhaal en van een àndere toekomst. Het gesloten verhaal wordt daardoor een open vertelling'.
Anton Steenwijk, 49 jaar, die er in zijn hele leven een nogal fatalistisch geloof op nahoudt (en dan ook tegen wil en dank in de vredesdemonstratie terecht komt), loopt aan het eind van de demonstratie 'met het hoofd een beetje schuin, als iemand die iets hoort in de verte'. Iets vermoedt en verneemt van iets wat hij niet voor mogelijk hield. Dat heeft er mee te maken dat de onopgeloste vragen rond de aanslag na 36 jaar worden opgehelderd door een buurmeisje, maar zeker ook met deze massale demonstratie tegen de onafwendbaarheid en de noodlottigheid van die maar doorgaande kernbewapening. Het kan en het moest anders. En het ging binnen tien jaar ook anders in Europa. Tussen oost en west. In die verschuiving in de machtsverhoudingen in de wereld –verschuiving ten goede!- speelden die vredesdemonstraties een zekere rol, al zullen de historici er wel over blijven twisten.
Mogen we nu in deze of andere vredesdemonstraties 'een spoor van Gods handelen in de geschiedenis' zien? Ik zou dat zo niet willen of durven zeggen, al maakte ik misschien nooit in mijn leven zo'n zichtbare en publieke tegenbeweging mee tegen de dreigende noodlottigheid van het historisch gebeuren. Een néén tegen het potentieel massaal-dodelijk geweld van de atoomwapens; een roep om een goede verstandhouding tussen de grootmachten. En ik denk ook dat de Heilige Geest niet afkerig is van vredesdemonstraties en protestacties ter wille van de gerechtigheid. In de tegenbewegingen tegen onrecht en geweld mogen we Hem vermoeden: God, de Heilige Geest. Maar zeker niet claimen, niet opeisen. Vanuit het geloof in Gods vredeswil liepen we mee in Amsterdam '81 en in Den Haag '83, niet omdat we meenden dat daar Gods handelen zichtbaar werd. Dat is een aanschouwelijkheid die althans ons geslacht moet ontberen. We leven in het gelóof, in het vermoeden en het vertrouwen van een ander verhaal; niet in het aanschouwen.
Dat wil ook zeggen: in de daadwerkelijkheid van het bestaan. Die zetten we in als onze enige argument tegen de maar al te grote zichtbaarheid van het historische onheil, zoals ook Wessel ten Boom en Otto Kroesen onafhankelijk van elkaar in dit nummer elk op hun wijze zeggen.
Speuren naar sporen van God? We kunnen het misschien niet laten, maar het zal erom gaan dat we getuigen van God, van zijn Rijk en zijn dag. Metterdaad. Zo laat God zich niet onbetuigd in het historische gebeuren. Hij handelt en regeert boven het historische en menselijke uit, maar ook in en door mensen en gebeurtenissen. Beter dan in sceptische en twijfelende beschouwelijkheid zich terzijde op te stellen is het geloof in het niet-vergeefse van onze actie en passie op de weg van de Heer. Daarbij is het oordeel of het zijn weg is niet aan ons, maar aan Hem. Maar in de getuigen en getuigenissen van zijn heerschappij in en over de geschiedenis in haar fataliteit is zijn Rijk onder ons werkzaam en breekt het licht van zijn reeds aangebroken dag door.
Wie hier meer wil, zie toe, of hij niet minder ontvangt. Protest, getuigenis, gebed doorkruisen, 'senkrecht von unten', de onophefbare ambivalentie van de historische ervaringen. Dat God er is en regeert moeten we niet uit maar aan de wereld bewijzen.
Uit: In de Waagschaal, 22 juli '06
Ik had die omschrijving van geloof destijds niet helemaal van mezelf, maar ontleende die aan een bespreking door Rob Hensen van het boek van Harry Mulisch 'De aanslag' in het tijdschrift 'Voorlopig' van maart 1983.
Mulisch' verhaal las en hoorde ik als het verhaal van onze tijd en in het bijzonder van mijn generatie. De hoofdpersoon, Anton Steenwijk, een ternauwernood overlevende uit de oorlog '40-'45, zijn we min of meer zelf. Mijn generatie, geboren voor of in de oorlog, leefde (en leeft) met deze catastrofe achter zich; die gedenkend en/of verdringend. Dat laatste doet Steenwijk, maar ondertussen gaat het van oorlog tot oorlog, van verschrikking tot verschrikking: Korea (1950), Hongarije (1956), Vietnam (omstreeks 1970). De Koude Oorlog, de in steeds hoger spiralen doorgaande kernbewapening. Mulisch' boek eindigt en vindt zijn ontknoping, zoals men wellicht weet, op de grote Vredesdemonstratie in Amsterdam in 1981.
Het is het verhaal van de wereldpolitiek in een tijdsbestek van zo'n veertig jaar vanuit een Nederlands perspectief. Maar het politieke is persoonlijk; meer nog dan het omgekeerde, zoals je in de jaren zeventig steeds weer hoorde. Dat bleek al in het begin van 'De aanslag'. Ook al speelde je maar een spelletje 'Mens-erger-je- niet' en zei mevrouw Steenwijk: 'Bemoei je er niet mee. Wij hebben er niets mee te maken' (met dat voorval, die aanslag), het politieke grijpt in, diep in, in het persoonlijk bestaan. Al kon, behalve Anton, niemand van de familie Steenwijk dat navertellen. Hun huis wordt na de aanslag op een NSB-er in brand gestoken en zij zelf geëxecuteerd.
We leven als aan dood en ondergang ontsnapten, als overlevenden van rampen en onheil. Schuiven we alleen maar voort van catastrofe naar catastrofe? Tot het eindigt in de finale catastrofe?Is dat het hele verhaal óf is er nog een ander verhaal? Een vermoeden van een ander verhaal? Ik zou willen leven met de oren gespitst of ik dat ook horen mocht.
Maar ik heb niet zo'n behoefte aan verhalen die dat verhaal van onze wereld óverslaan of al te vlot overstijgen. Daarvan zijn er al genoeg en te veel. Dat andere verhaal moet wel betrekking hebben op ons verhaal en onze geschiedenis. Anders is het niet 'echt'. Het moet ook óns verhaal zijn; in een ander licht, anders verteld. Kan onze geschiedenis ook verhaald worden als een geschiedenis van hoop, zodat er met fiducie geleefd kan worden?
Volgens Rob Hensen, destijds studentenpredikant in Groningen, bevat het boek van Mulisch 'vermoedens van dat àndere verhaal'. De kosmische noodzakelijkheid waarin de geschiedenis verloopt, wordt doorbroken door aanduidingen 'van een àndere dag, die de herhaling van alle dingen weerstaat, van een ander verhaal en van een àndere toekomst. Het gesloten verhaal wordt daardoor een open vertelling'.
Anton Steenwijk, 49 jaar, die er in zijn hele leven een nogal fatalistisch geloof op nahoudt (en dan ook tegen wil en dank in de vredesdemonstratie terecht komt), loopt aan het eind van de demonstratie 'met het hoofd een beetje schuin, als iemand die iets hoort in de verte'. Iets vermoedt en verneemt van iets wat hij niet voor mogelijk hield. Dat heeft er mee te maken dat de onopgeloste vragen rond de aanslag na 36 jaar worden opgehelderd door een buurmeisje, maar zeker ook met deze massale demonstratie tegen de onafwendbaarheid en de noodlottigheid van die maar doorgaande kernbewapening. Het kan en het moest anders. En het ging binnen tien jaar ook anders in Europa. Tussen oost en west. In die verschuiving in de machtsverhoudingen in de wereld –verschuiving ten goede!- speelden die vredesdemonstraties een zekere rol, al zullen de historici er wel over blijven twisten.
Mogen we nu in deze of andere vredesdemonstraties 'een spoor van Gods handelen in de geschiedenis' zien? Ik zou dat zo niet willen of durven zeggen, al maakte ik misschien nooit in mijn leven zo'n zichtbare en publieke tegenbeweging mee tegen de dreigende noodlottigheid van het historisch gebeuren. Een néén tegen het potentieel massaal-dodelijk geweld van de atoomwapens; een roep om een goede verstandhouding tussen de grootmachten. En ik denk ook dat de Heilige Geest niet afkerig is van vredesdemonstraties en protestacties ter wille van de gerechtigheid. In de tegenbewegingen tegen onrecht en geweld mogen we Hem vermoeden: God, de Heilige Geest. Maar zeker niet claimen, niet opeisen. Vanuit het geloof in Gods vredeswil liepen we mee in Amsterdam '81 en in Den Haag '83, niet omdat we meenden dat daar Gods handelen zichtbaar werd. Dat is een aanschouwelijkheid die althans ons geslacht moet ontberen. We leven in het gelóof, in het vermoeden en het vertrouwen van een ander verhaal; niet in het aanschouwen.
Dat wil ook zeggen: in de daadwerkelijkheid van het bestaan. Die zetten we in als onze enige argument tegen de maar al te grote zichtbaarheid van het historische onheil, zoals ook Wessel ten Boom en Otto Kroesen onafhankelijk van elkaar in dit nummer elk op hun wijze zeggen.
Speuren naar sporen van God? We kunnen het misschien niet laten, maar het zal erom gaan dat we getuigen van God, van zijn Rijk en zijn dag. Metterdaad. Zo laat God zich niet onbetuigd in het historische gebeuren. Hij handelt en regeert boven het historische en menselijke uit, maar ook in en door mensen en gebeurtenissen. Beter dan in sceptische en twijfelende beschouwelijkheid zich terzijde op te stellen is het geloof in het niet-vergeefse van onze actie en passie op de weg van de Heer. Daarbij is het oordeel of het zijn weg is niet aan ons, maar aan Hem. Maar in de getuigen en getuigenissen van zijn heerschappij in en over de geschiedenis in haar fataliteit is zijn Rijk onder ons werkzaam en breekt het licht van zijn reeds aangebroken dag door.
Wie hier meer wil, zie toe, of hij niet minder ontvangt. Protest, getuigenis, gebed doorkruisen, 'senkrecht von unten', de onophefbare ambivalentie van de historische ervaringen. Dat God er is en regeert moeten we niet uit maar aan de wereld bewijzen.
Uit: In de Waagschaal, 22 juli '06