Genesis 37

‘Mijn broeders zoek ik’. Dat zegt Jozef tegen die man in Sichem die hem vraagt wie of wat hij zoekt.


Dat lijkt me een essentieel zinnetje in de ouverture van dat verhaal van Jozef en zijn broeders. Die literaire en tegelijk theologische parel, waarmee het boek Genesis wordt afgesloten en waarin het volk Israël zijn roeping en bestemming onder de volkeren der aarde profetisch doorschouwt.


Jozef zoekt zijn broers, ook al zal het een buitengewoon lange en bochtige weg worden om hen als broederlijke broers te vinden en te begroeten. Lange tijd zullen die broers in het verhaal achter de horizon verdwijnen en schijnbaar geen rol meer spelen in het leven vol ups en downs van Jozef, totdat het weer tot een al even verrassende als dramatische ontmoeting komt.


Overigens was het niet op eigen initiatief dat Jozef zijn broers gaat zoeken. Zijn vader Jacob (hier – men lette erop – Israël genoemd) verzoekt of gelast hem dat: ‘Ga toch en vraag naar hun welstand en de welstand van het vee en doe me bericht.’ Het lijkt een heel normaal verzoek van een enigszins bezorgde vader, maar deze zinnetjes bevatten toch veel meer dan vaderlijke bezorgdheid of gewone belangstelling.


‘Welstand’ vertalen bijna alle vertalingen, maar in het Hebreeuws staat er ‘shaloom’. Vrede! Dat woord sluit welstand of welvaren weliswaar niet uit, maar het is toch beduidend meer. Vrede betekent dat het bestaan van de een de ander ten goede komt, dat mensen en volken rijk zijn in en met elkaar of minstens niet leven ten koste van elkaar.


Nu, zo ver is het nog lang niet altijd in onze wereld en daarvan is tussen Jozef en zijn broeders ook geen sprake, zoals we in het voorgaande al gehoord hebben. Zijn broers konden niet vriendelijk (in shaloom, staat er weer) met hem spreken. Ze zijn afgunstig op Jozef, ja, ze haten hem. Twee van de giftigste pijlen uit het arsenaal van de menselijke emoties. Jozefs missie naar zijn broers in Dothan mogen we dan ook verstaan als een vredesmissie, een verzoeningspoging om de vrede in het huis van Jacob te herstellen.


Want wat was het geval? Waarom hadden die broers zo’n pesthekel aan Jozef? Jozef is een van de jongste zonen van vader Jacob, een zoon van zijn ouderdom en ook van zijn meest geliefde vrouw, maar hij is vooral de zoon waar Jacobs voorkeur naar uitgaat en waar hij zijn hoop op gevestigd heeft. Ten teken daarvan laat hij voor Jozef die veelkleurige rok maken. Nu, dat is pedagogisch gezien niet zo verstandig. Dat is toch vragen om moeilijkheden. Maar Jacob is maar niet een gewone huisvader, die de orde en de goede verstandhouding in de familie moet zien te bewaren; nee, hij is aartsvader van het volk Israël, zelf Israël, en dat betekent dat zijn oog verder reikt dan een harmonisch gezinsleven. Jacob ziet uit naar de beloofde toekomst van gerechtigheid wereldwijd en vrede alom en daarom ook naar het komen, de Advent van de Zoon waarin de stagnerende geschiedenis verder kan gaan en die toekomst naderbij komt.


Immers door praktisch heel dat boek Genesis sluipt de spannende vraag wie die Zoon zal zijn in wiens verschijning die toekomst van vrede al oplicht en geopend wordt. In de ogen van Jacob moet dat Jozef wel geweest zijn. Die andere zonen waren stuk voor stuk deugnieten, krijgen we de indruk, maar aan Jozef mankeert niets. Die jongen deugt. Van top tot teen is hij een ‘tsadiq’, d.i. een rechtvaardige, een man uit één stuk die doet wat hij doen moet en die is wie hij heeft te zijn. Hij lijkt de aangewezen, uitverkoren zoon om er de toekomst mee tegemoet te gaan. De voortrekker. De leidsman bij wie alle anderen welvaren en tot hun recht komen. Die broers van Jozef zouden toch blij mogen zijn dat deze Jozef hun broer is! De gezegende en rijk getalenteerde in hun midden die ook hun tot zegen is. Op hun eigen plaats en in hun eigen rol zijn die broeders zelfs beter af, want je bent – populair gezegd – nog niet gezegend als je de gezegende bent! Ook dat zal in deze geschiedenis van Jozef overduidelijk blijken.


Maar het oog van de broers is boos en het wordt verduisterd door haat en nijd, bij het moorddadige af. Ze konden hem wel doodslaan en het zal niet veel schelen of dat gebeurt ook. Is daar reden toe? Schijnbaar wel. Jozef brengt ‘kwaad gerucht’ omtrent zijn broers over aan hun vader. Dat is toch niet erg solidair van die fijne jongen. Veel vertellingen hebben Jozef hier dan ook neergezet als een ‘klikspaan’ of ook als een arrogante, zelfingebeelde ‘ijdeltuit’ vanwege die dromen die hij droomt en die hij zijn broers ook nog meedeelt. Pas later zou Jozef dan door schade en schande wijs, verstandig en bescheiden geworden zijn.


Ik ben van mening dat dat een misinterpretatie is. De klikspaan is eerder een kleine klokkenluider, zou ik zeggen en dezulken naken zich ook in onze tijd niet erg geliefd. Jozef kiest voor transparantie en openhartigheid in het huis van Jacob, om er de lucht zuiver te houden en hij houdt ook zijn dromen niet voor hen verborgen. Dat pakt weliswaar verkeerd uit, maar het doet geen afbreuk aan zijn rechtschapenheid. Ook hierin is hij een ‘tsadik’, uit het goede hout gesneden. Hij deugt en is betrouwbaar, hoe jong hij ook nog is. Pas 17, zegt de tekst. Geen jongen meer, maar een man. Het mag ons een beetje ontroeren.


Dat ligt ook fraai besloten in het antwoord dat Jozef geeft op dat verzoek van zijn vader om zijn broers te gaan zoeken. ‘Zie, hier ben ik!’, antwoordt hij dan. Het is in de nieuwste vertaling weer eens weg geschoffeld, maar het betreft hier een Bijbels kernwoord. ‘Zie, hier ben ik.’ Dat is basaal voor de rechtvaardige. Je kunt op me rekenen (zegt hij daarmee). Ik zoek geen uitvluchten en ik ken mijn verantwoordelijkheid. Ik begeef me – aan mijn vrees voorbij – in vijandig gebied en op riskant terrein. Dit alles niet omdat hij zo goed, sterk of dapper is, maar in zekere zin ondanks zichzelf, tegen zijn eigen neigingen en belangen in. Omdat het moet. Omwille van de vrede, om ons levenswil. Of ook omdat de liefde ons drijft.


De Franse filosoof Levinas heeft dat Bijbelse kernwoord ‘Zie hier ben ik’ ons weer teruggegeven en het teruggeplaatst in de context van de moderne tijd en het moderne denken. Want ook daar was het weg geschoffeld. Maar hij vertaalt het als ‘Me voici’. ‘Zie, hier mij!’ Niet de actie van het ik staat dan centraal of aan het begin, maar het bewogen en bezield worden door de passie voor gerechtigheid. Die acteert als het ware in en met ons. Dat is in zekere zin een onteigening van jezelf, maar het wonderlijke is dat je daarin jezelf ook weer terugontvangt als een vernieuwd mens. Als ‘een nieuwe schepping’, om het met Paulus te zeggen.


Ook voor Jozef zal die zoektocht naar zijn broers geen plezierig uitstapje geweest zijn. Maar hij gaat erop af! Mogelijk met knikkende knieën en met het zweet in zijn handen. Moedig. Zijn vrees te boven. Ook dat kenmerkt de rechtvaardige in Bijbelse zin. Het is niet een rechtvaardige op veilige afstand van de kwalijke menselijke en maatschappelijke praktijken, naar hij laat zich ermee in. Hij houdt geen schone handen door zich uitsluitend keurig aan de geldende regels en de gemaakte afspraken te houden. Hij kijkt niet weg van het onrecht en de narigheid, maar hij neemt het ter harte en ter hand, ook al loopt hij daar wonden en schrammen mee op. Hij riskeert zijn goede naam en zelfs – als het hoog loopt – zijn leven. maar hij doet het uit liefde voor gerechtigheid en vrede.


Jozef zoekt zijn broeders, de vrede met zijn broeders. Hij zoekt niet zichzelf, evenmin als de liefde zichzelf zoekt (zal Paulus zeggen), noch ook eigen eer of voordeel. Ja zeker, dat komt hem duur te staan. Hij wordt van zijn lijfrok beroofd, in een put gesmeten en als slaaf verkocht. Dat kan het lot van de rechtvaardige zijn. Jozef lijkt dan ook een armzalige, schlemielige verliezer, maar in zijn contante, volhardende rechtvaardigheid zal hij uiteindelijk meer dan overwinnaar zijn. Het verhaal van Jozef en zijn broeders is een verhaal van de triomf van de gerechtigheid. Een triomf van de liefde kunnen we ook zeggen. Want gerechtigheid en liefde zijn in de Bijbel nauw met elkaar verbonden. Liefde – naastenliefde en vijandsliefde althans, over de erotische, gelukzoekende liefde hebben we het hier niet – is de ander recht doen; en gerechtigheid zonder liefde is al gauw louter zelfbevestiging en zelfrechtvaardiging. Farizeïsme, kun je ook wel zeggen. Dat is zichzelf te goed voelen voor de omgang met zondaren. Hun de broederschap ontzeggen en onthouden. Nu, dat zal Jozef bepaald niet doen en hij zal daarin groeien en bloeien als een palmboom.


Tenslotte nog de vraag of we niet ook zelf zo’n rechtvaardige moeten zijn als deze Jozef. Ach, als we onszelf en elkaar een beetje kennen moeten we zeggen: dat gaat het niet worden. Dat loopt uit op teleurstelling en mislukking.


Maar misschien is het voor ons al genoeg dat we weten en geloven dat er in de hachelijkheid en de uitzichtloosheid van de wereld en van ons bestaan steeds weer rechtvaardigen als Jozef in ons midden zullen zijn. Hen te eerbiedigen is voor ons het voornaamste en in die eerbied zullen we ook zelf met gerechtigheid besmet raken of zelfs er mee bekleed worden… Als met een veelkleurige rok.


AMEN


(16 oktober ’16)

(c) Rens Kopmels