Genesis 41
Wie is toch deze Jozef in dit spannende en schitterende verhaal aan het eind van het boek Genesis? Het meest simpele antwoord op deze vraag is; Jozef is de zoon van aartsvader Jacob, die ook wel Israël heet. En het volk van Israël schouwt in dit breed uitgesponnen verhaal wat zijn roeping, zijn weg en zijn bestemming is midden in de volkerenwereld.
De zoon van Israël – en Israël zelf – is er tot heil en zegen van de wereld. In het voorgelezen gedeelte begint zich dat duidelijk af te tekenen. Jozef zal Egypte redden van de hongerdood, doen leven en overleven inde zeven magere jaren, als het land en de Nijl het af laten weten. Hij zal dat doen door een reeks verstandige, effectieve maatregelen te treffen om de misoogsten en de grillen van de natuur het hoofd te kunnen bieden. Het lijkt zo vanzelfsprekend, zo voor de hand liggend, maar dat is het toch niet.
We mogen erin horen dat we niet gelàten hoeven af te wachten wat het noodlot of de geschiedenis in haar ongewisheid voor ons in petto hebben. We kunnen ingrijpen, het noodlot verschalken als we het hoofd koel houden en het hoofd niet laten hangen. Want het noodlottig gebeuren in natuur en geschiedenis dat zich dreigt te voltrekken is niet goddelijk, niet volstrekt onafwendbaar, niet te vrezen met een laatste vrees. Want God, wordt er geweten in Israël, is niet gelijk aan het onverbiddelijke noodlot. Hij laat zich juist wel verbidden en regeert de wereld niet zonder de inspraak en de medewerking van zijn mensenkinderen. Daarom heeft het zin om te blijven denken, vindingrijk naar uitwegen te zoeken, dapper te handelen en te spreken, want het kan altijd nog weer anders dan wat de tekenen der tijd voorspellen. En dat zowel in de wereldgeschiedenis als ook in het persoonlijk leven.
Het geloof van Jozef is een geloof dat het nuchtere verstand niet uitschakelt, maar voluit inschakelt. We zien daarvan een prachtig staaltje in het gelezen verhaal. De Farao is hevig ontsteld over zijn onheilspellende dromen, die hem in de nacht bezocht hebben en de Egyptische geleerdenstand weet er ook geen raad mee. Behoorlijke paniek in het paleis. Dan pas herinnert de opperschenker zich de Hebreeuwse slaaf, Jozef, die hem twee jaar geleden niet alleen uit de droom heeft geholpen, maar ook zijn toekomst feilloos onthulde. IJlings wordt Jozef dan uit de gevangenis gehaald, geschoren en goed gekleed en hij zal de Farao en de Egyptische geleerden versteld doen staan door zijn koene uitleg van Farao’s dromen.
Het is een kostelijk toneeltje waarbij we op de achtergrond de Israëlitische hoorders van het verhaal horen gnuiven. De Hebreeër is ze allemaal te slim af in zijn heldere uitleg en in de verstandige maatregelen, die hij voorstelt.
Nee, de dromen der volkeren zijn niet zonder meer bedrog, maar ze behoeven wel uitleg door de zoon van het volk van de tora. Ze moeten gelezen en geduid worden in het licht dat in wet en profetie Israël geopenbaard is. Anders gaan ze met ons op de loop, laten ze ons in verwarring en verbijstering achter. Al die wilde ideeën en onbezonnen projecten waarvan ook onze wereld vol is, al die dromen en illusies. Ze hoeven niet kortweg afgewezen te worden of verworpen, maar wel besnoeid, gewogen en getaxeerd in een prudent beleid. Wat is goed, wat is menselijk, wat opent er echt toekomst? Dat zijn de vragen die er in de politiek, in de wetenschap en ook in het dagelijks leven tussen de mensen altijd weer gesteld moeten worden.
‘Ga tot Jozef en doe wat hij zegt’, horen we de heidense Farao zeggen op het einde van dit verhaal fragment. Zo horen we ook eens van de andere kant, van onverdachte zijde.
Jozef is in deze verhalenreeks dus niet meer en niet minder dan de zoon van het tora-volk, maar hij is als zodanig ook de ‘tsaddik’, de rechtvaardige, de man, die zijn plaats weet en die doet wat hij krachtens zijn roeping, zijn opdracht doen moet.
We zagen dat al heel mooi en treffend in het verhaal met die vrouw van zijn meester Potifar, twee hoofdstukken eerder. Alles is daar Jozef in de hand gegeven, behalve die vrouw van Potifar. Daar moet hij afblijven en daar houdt Jozef zich ook aan, ook al belandt hij daardoor in de kerker. Voor zijn rechtschapenheid betaalt hij een hoge prijs.
Maar kijk, dat is nu precies wat een rechtvaardige tot een rechtvaardige maakt: hij doet en laat wat hij doen en laten moet, ongeacht de prijs die hij ervoor betalen moet. Het eigen voordeel, het eigen belang en het eigen leven staan niet op de eerste plaats. Wie ik heb als een waarachtig en betrouwbaar mens te doen en te zijn? Dat staat voorop. Niet of ik er beter of rijker van word. Dat is weliswaar de drijfveer van alle volken, van alle mensen, maar dat gaat dan ook altijd weer mis. In het gedrang en het gevecht om het eigen voordeel verdringen en vertrappen we elkaar en versperren we elkaar de weg naar de toekomst. Pas als iemand zegt ‘na U!’ , dus de ander voorrang geeft, lost de file zich op en kunnen we door de nauwe poort de toekomst binnengaan.
Is het zo simpel? Misschien in wezen wel, zowel in het groot als in het klein. Jozef, de rechtvaardige, zoekt in ieder geval niet zijn eigen eer of zijn eigen profijt. En, wonderlijk genoeg, daarin wordt hij gezegend en zal hij velen tot zegen zijn. De geschiedenis draait om de rechtvaardige als om een betrouwbare spil. Dat zien en horen we in het verhaal van Jozef.
Maar het wordt ook duidelijk in dit verhaal dat de rechtvaardige veel te verduren krijgt, ja, veel moet lijden. Juist omdat hij zich niet conformeert aan de gewoonten en praktijken van deze wereld komt hij er pijnlijk mee in botsing. Want de rechtvaardige is in de bijbel niet zo maar een braaf en fatsoenlijk mens, die zich verre houdt van de duistere praktijken van de wereld, maar hij schuwt en vermijdt deze wereld niet, ook al is hij er dan misschien tegen wil en dank in terecht gekomen. Zijn rechtvaardigheid moet blijken en wordt op de proef gesteld in een veelszins onrechtvaardige en leugenachtige wereld. Daar kan en mag hij zich niet boven verheffen of van distantiëren in een vroomheid die soms wel respectabel is, maar toch niet naar de aard van de Schrift is. Jozef zal al zijn werk toegewijd en met veel inzet verrichten. Hij zal daarbij ook wel eens vuile handen hebben moeten maken, maar hij gaat dat niet uit de weg. Hij is niet bang zich te compromitteren in het oog van de wereld.
Jozef zal straks, volop werelds, voluit politiek en maatschappelijk aan de gang gaan, maar in dit alles zal hij, net als eerder in het huis van Potifar, zijn plaats weten: onder de Farao. ‘Alleen door de troon zal ik boven u staan’, horen we de Farao zeggen. En jozef zal zich daar aan houden. Het komt nergens in zijn hoofd op om de Farao naar de kroon te steken of van de troon te stoten en gelet op zijn macht en aanzien zou dat toch niet zo vreemd zijn geweest. Zo gaat dat toch meestal toe in onze wereld: de onderkoning wil zelf toch ook wel een keer koning worden. Dat vinden we ook een heel rechtmatige en gezonde ambitie. Je gaat voor goud. Dat spreekt toch vanzelf.
Maar bij Jozef zien we al heel goed dat het ware koningschap de dienstbaarheid en de ondergeschiktheid nooit achter zich laat of te boven komt. Want de ware koning, – leert ons de Schrift – is koning als een dienaar; een dienaar, die zich laat gezeggen en alleen zo gezag heeft.
We zullen dat verderop in de Schriften heel mooi zien in de verhalen van David en Saul. Het verschil tussen die twee koningen in Israël is dat Saul geen koning naast of boven zich duldt en kan verdragen, terwijl David juist de waarachtige koning is doordat hij altijd Saul als koning en heer heeft geëerbiedigd en liefgehad. Alle koningschap in de Schrift rust op priesterlijke, herderlijke toewijding en dienst. Heerschappij die niet weet en wil weten van knechtschap, van dienstbaarheid is er verwerpelijk en wordt er verworpen.
Helemaal duidelijk wordt dat uiteraard in Jezus. Hij is immers niet anders Heer (Kurios) dan als knecht; niet anders koning dan als herder die zijn leven stelt voor zijn schapen, als de priester die het offer van zijn leven brengt.
Het apostolisch evangelie en de apostolische kerk hebben hem gezien en beleden als de rechtvaardige bij uitstek; de rechtvaardige, die zich niet verheft boven de onrechtvaardigen en de zondaars, maar juist hun verloren gaande leven zich aantrekt en tot het zijne maakt en hun zo leven schenkt en toekomst opent.
Dit opkomen en borg staan voor de ander is het geheim van een menselijke samenleving en de spil waarom de geschiedenis draait. Dat zien we op volle scherpte bij Jezus in het Nieuwe Testament, maar dat zien we onmiskenbaar ook al bij deze Jozef in het Oude Testament. We mogen dan ook zeker zeggen dat jozef een voorafschaduwing van de Messias Jezus is en dat tot de volheid van de Messias ook deze Jozef behoort. Deze verstandige man, deze nuchtere geest, die evenwel altijd zijn plaats wist en zijn roeping niet verloochende.
Zulke rechtvaardigen heeft de wereld nodig en we mogen weten en horen in de gemeente van Christus, dat zulke rechtvaardigen nooit zullen ontbreken. Want de Messias laat zich niet onbetuigd. Hij had en heeft en zal altijd weer zijn getuigen en representanten hebben; rechtvaardigen, waardoor de wereld voort bestaat en ons leven terecht komt.
Dat mogen we horen en geloven. Hebt daarom goede moed en vreest niet, ook al worden we bezocht door talloze onheilspellende dromen.
AMEN