Hebe Kohlbrugge
Een leven in vrijheid en waarheid
Het is goed en verheugend dat Hebe Kohlbrugge haar levensverhaal aan het papier heeft toevertrouwd en dat daar een bijzonder boek uit ontstaan is: 'Twee maal twee is vijf. Getuige in Oost en West'. (240 pag.) 'Het verhaal van Hebe Kohlbrugge getuigt van mensen die rechtop bleven in hun verzet tegen het opgelegde, onmenselijke patroon van nationaal-socialisme, communisme en kapitalisme', aldus de achterflap. Hebe zocht ze op en maakte ze van nabij mee in hun menselijke heroïek en tragiek. Zo trekt er een bewogen en ook beschamend stuk europese geschiedenis aan ons oog voorbij in dit document.
Wie is Hebe Kohlbrugge? 'Eén van de dapperste vrouwen uit het verzet', zei iemand, toen ik halverwege de jaren zestig het eerst van haar hoorde. Alleen al die episode uit haar leven zou een boek waard zijn, maar haar verzetsactiviteiten in kerkelijk verband tegen het nationaal-socialisme, zowel in Duitsland als in Nederland, vormden slechts de opmaat tot een strijdbaar, actief en wakker leven ten tijde van de ruim veertig jaar durende Koude Oorlog.
Overigens heeft die periode van het verzet een aantal onvergetelijke verhalen opgeleverd die hun weg in dit boek hebben gevonden. Ik noem haar avontuurlijke en riskante tocht naar Zwitserland om een verbinding tot stand te brengen tussen Nederland en Engeland en haar gevangenschap in Scheveningen, Vught en Ravensbrück, waar ze een straf van tien maanden uitzat voor een vals paspoort, terwijl ze bepaald nog wel ernstiger dingen op haar kerfstok had! Maar 'Christine Doorman' kwam vrij op 24 januari 1945. (Punctueel waren de Duitsers wel!) 'Zij stond ineens in Berlijn, terwijl Hebe Kohlbrugge nog fanatiek werd gezocht.' (p. 52) De tocht terug naar Nederland werd in die eindfase van de oorlog bepaald geen vakantiereisje. Hebe vertelt er sober over, maar we krijgen wel een indruk van de ontreddering en de wanhoop waarin Duitsland en Nederland verkeerden in die dagen.
Vreeslijk was ook de dood van Jan Koopmans, de Amsterdamse predikant en verzetsman, die eind maart '45 door een verdwaalde kogel getroffen werd en daaraan enkele dagen later overleed. Hebe en haar zuster Hanna maakten het tot hun intense verdriet van nabij mee. De bevrijding kwam, ongetwijfeld als een grote bevrijding en opluchting, maar wat een leed en ontreddering hadden oorlog en bezetting teweeggebracht. Levens zijn er blijvend door getekend.
Hoe verder? Voor Hebe Kohlbrugge betekende het einde van de oorlog eerst dat ze twee jaar moest kuren in Zwitserland om te herstellen van een in Ravensbrück opgelopen tuberculose. Toen een kantoorbaan bij de Raad voor Kerk en Overheid in Den Haag, maar voor een rustige kantoorbaan was Hebe niet in de wieg gelegd. Dat bleek al snel: ze werd secretaris van een Duitsland-commissie en raakte betrokken bij de eerste naoorlogse Duitsland-contacten vanuit de Nederlandse Kerken. Het werd het begin van een lange en zich steeds uitbreidende reeks contacten met (vooral) predikanten en gemeenten in het communistische Oost-Europa. De DDR, Tsjechoslowakije, Roemenië in het bijzonder, maar ook Hongarije, Polen, Kroatië, Rusland. Pionierswerk was het en hoe is ze er daar om gewaardeerd en hoe is ze er hier vaak met een scheef oog op aangekeken. Aanvankelijk waarschijnlijk als een halve communiste; later in de jaren zestig en zeventig als een anti-communiste. Maar door zulke kwalijke kwalificaties liet Hebe zich nooit van de wijs brengen. Ze bleef in vrijheid wie ze was.
Waar ging het haar om in die contakten en ontmoetingen? Om waar mogelijk materiële, maar vooral ook geestelijke steun te bieden aan monddood verklaarden, aan gevangenen van het systeem dat de waarheid in leugen ten onder hield en dat geen 'Eigen- Leben' en geen vrije vriendschappen over de landsgrenzen toestond. Dat laatste gold voor niet-partijleden, maar ook voor overtuigde communisten. Ontstellend om te lezen dat Hebe haar Ravenbrückse vriendinnen, toegewijde partijleden, in 1961 in Praag opzoekt en dan merkt dat 'er een gordijn naar beneden ging', als ze vraagt naar hun leven en hun werk, terwijl er wel thee en gebak is. 'Niet eens vriendschap gold?' (pp. 81, 82) Het elementair menselijke werd ondergeschikt gemaakt en moest opgeofferd worden aan de onverbiddelijke eisen van het systeem.
Zo staat dit boek vol sprekende ervaringen met mensen en toestanden in de oosteuropese landen waar velen toen- en misschien ook nu nog- alleen een globaal of vertekend beeld van hadden. Je ging niet naar Oost-Europa, ook niet als je de kans kreeg. Maar Hebe Kohlbrugge wél dus. Om mensen een hart onder de riem te steken; alleen al door ze te zien, te bezoeken, te erkennen. Minstens zo belangrijk is dat als kerkelijke of politieke hulpacties en programma's. Het is de ziel ervan.
Maar wat te doen 'als jij eens uitvalt', zei prof. J. de Graaf begin jaren zestig, dan 'is er niemand die op de hoogte is van het dagelijks leven in Oost-Europa'. (p. 109) Die uitspraak van De Graaf, zelf ook een bruggenbouwer tussen Oost en West, werd het begin van een langlopende uitzending van (voornamelijk) theologische studenten vanuit Nederland naar Tsjechoslowakije, Polen, Roemenië, Hongarije, waar Hebe zich jarenlang voor ingezet heeft. Na de eerste in 1963, Ton van den Beld naar Praag, volgde er een indrukwekkende rij van meer dan zeventig studenten die
één of zelfs twee jaar in een oosteuropees land verbleven. Enkele getuigenissen van hun ervaringen zijn opgenomen in het boek van Hebe. Het is haar niet geringe verdienste dat ze ervoor gezorgd heeft dat de kennis van de toestand en de geschiedenis van verscheidene Oostblok-landen in de Nederlandse kerken dankzij deze vroegere studenten ruim voorradig is en levend gehouden wordt. Het verblijf daarginds is voor ieder minstens onvergetelijk geworden en voor heel wat van hen bepaalde het hun verdere levensloop en levensvorm.
Het lijkt zo simpel en voor de hand liggend om studenten daar te laten studeren en er het oor te luisteren te leggen, maar hoe moeilijk en moeizaam was de toegang tot b.v.de Hongaars-gereformeerde faculteit in het Roemeense Cluj. Zonder het gewiekste en kordate opereren van Hebe was het nooit gelukt daar een student naar toe te krijgen. Maar haar lukte het; en in 1968 konden Henk en Sally van de Graaf aan het ongewisse avontuur beginnen en het tot een goed einde brengen.
Wat dreef Hebe bij al haar inspanningen en ondernemingen? Daar reflecteert ze heel weinig over in haar boek. Het is voor haar geen punt van discussie wat haar, wat ons wezenlijk te doen staat. Mensonwaardig is het om onvrij en in de leugen te moeten leven als een zwijgzame en lijdzame pion op het schaakbord van het systeem, van de heersende macht, ook al speelt zich dit tamelijk ver van het eigen land af. Daarom hadden de non-conformisten en dissidenten haar natuurlijke sympathie en ondersteuning, al vermeed ze ook niet het contact met aanhangers van het communisme. Zo was ze bevriend geraakt 'met een fel communistische echtpaar' in de DDR. Hoge partijfunctionarissen met wie ze 'heftige gesprekken' had. 'Maar ze vonden het fijn als ik kwam. Zulke hoge pieten hadden geen vrienden. Of de mensen likten òf ze meden hen, maar een open gesprek was er niet voor hen.' (p. 96)
Piet van Veldhuizen, die destijds als student naar Polen ging, zegt in het 'ten geleide' van het boek enkele m.i. rake dingen over de aard van Hebe's motieven. Het gaat haar om 'de zaak van vrijheid en waarheid' en dat is voor haar 'gefundeerd in het christelijk geloof.' Op een heel vanzelfsprekende en overtuigende manier. Studie en lectuur, vooral van Miskotte en Rosenstock, verdiepten dat motief, maar fundeerden het niet.
Ik wil het signalement van dit waardevolle boek instemmend afsluiten met wat Piet van Veldhuizen schrijft: 'Mij is opgevallen dat er in dit boek geen nare dingen over personen worden gezegd. Hebe heeft op haar ongewone levensweg de nodige aanvaringen met mensen gehad... Als student had ik de indruk dat Hebe precies wist welke mensen goed waren en wie fout. Gaandeweg heb ik ontdekt, dat zij in haar betrokkenheid op de zaak ook bereid was haar oordeel te herzien, en nu constateer ik met respect dat zij in dit boek geen oude rekeningen vereffent. De waarheid is voor Hebe Kohlbrugge oneindig veel belangrijker dan haar eigen gelijk.'
Uit: Woord en Dienst, 17 augustus 2002
Wie is Hebe Kohlbrugge? 'Eén van de dapperste vrouwen uit het verzet', zei iemand, toen ik halverwege de jaren zestig het eerst van haar hoorde. Alleen al die episode uit haar leven zou een boek waard zijn, maar haar verzetsactiviteiten in kerkelijk verband tegen het nationaal-socialisme, zowel in Duitsland als in Nederland, vormden slechts de opmaat tot een strijdbaar, actief en wakker leven ten tijde van de ruim veertig jaar durende Koude Oorlog.
Overigens heeft die periode van het verzet een aantal onvergetelijke verhalen opgeleverd die hun weg in dit boek hebben gevonden. Ik noem haar avontuurlijke en riskante tocht naar Zwitserland om een verbinding tot stand te brengen tussen Nederland en Engeland en haar gevangenschap in Scheveningen, Vught en Ravensbrück, waar ze een straf van tien maanden uitzat voor een vals paspoort, terwijl ze bepaald nog wel ernstiger dingen op haar kerfstok had! Maar 'Christine Doorman' kwam vrij op 24 januari 1945. (Punctueel waren de Duitsers wel!) 'Zij stond ineens in Berlijn, terwijl Hebe Kohlbrugge nog fanatiek werd gezocht.' (p. 52) De tocht terug naar Nederland werd in die eindfase van de oorlog bepaald geen vakantiereisje. Hebe vertelt er sober over, maar we krijgen wel een indruk van de ontreddering en de wanhoop waarin Duitsland en Nederland verkeerden in die dagen.
Vreeslijk was ook de dood van Jan Koopmans, de Amsterdamse predikant en verzetsman, die eind maart '45 door een verdwaalde kogel getroffen werd en daaraan enkele dagen later overleed. Hebe en haar zuster Hanna maakten het tot hun intense verdriet van nabij mee. De bevrijding kwam, ongetwijfeld als een grote bevrijding en opluchting, maar wat een leed en ontreddering hadden oorlog en bezetting teweeggebracht. Levens zijn er blijvend door getekend.
Hoe verder? Voor Hebe Kohlbrugge betekende het einde van de oorlog eerst dat ze twee jaar moest kuren in Zwitserland om te herstellen van een in Ravensbrück opgelopen tuberculose. Toen een kantoorbaan bij de Raad voor Kerk en Overheid in Den Haag, maar voor een rustige kantoorbaan was Hebe niet in de wieg gelegd. Dat bleek al snel: ze werd secretaris van een Duitsland-commissie en raakte betrokken bij de eerste naoorlogse Duitsland-contacten vanuit de Nederlandse Kerken. Het werd het begin van een lange en zich steeds uitbreidende reeks contacten met (vooral) predikanten en gemeenten in het communistische Oost-Europa. De DDR, Tsjechoslowakije, Roemenië in het bijzonder, maar ook Hongarije, Polen, Kroatië, Rusland. Pionierswerk was het en hoe is ze er daar om gewaardeerd en hoe is ze er hier vaak met een scheef oog op aangekeken. Aanvankelijk waarschijnlijk als een halve communiste; later in de jaren zestig en zeventig als een anti-communiste. Maar door zulke kwalijke kwalificaties liet Hebe zich nooit van de wijs brengen. Ze bleef in vrijheid wie ze was.
Waar ging het haar om in die contakten en ontmoetingen? Om waar mogelijk materiële, maar vooral ook geestelijke steun te bieden aan monddood verklaarden, aan gevangenen van het systeem dat de waarheid in leugen ten onder hield en dat geen 'Eigen- Leben' en geen vrije vriendschappen over de landsgrenzen toestond. Dat laatste gold voor niet-partijleden, maar ook voor overtuigde communisten. Ontstellend om te lezen dat Hebe haar Ravenbrückse vriendinnen, toegewijde partijleden, in 1961 in Praag opzoekt en dan merkt dat 'er een gordijn naar beneden ging', als ze vraagt naar hun leven en hun werk, terwijl er wel thee en gebak is. 'Niet eens vriendschap gold?' (pp. 81, 82) Het elementair menselijke werd ondergeschikt gemaakt en moest opgeofferd worden aan de onverbiddelijke eisen van het systeem.
Zo staat dit boek vol sprekende ervaringen met mensen en toestanden in de oosteuropese landen waar velen toen- en misschien ook nu nog- alleen een globaal of vertekend beeld van hadden. Je ging niet naar Oost-Europa, ook niet als je de kans kreeg. Maar Hebe Kohlbrugge wél dus. Om mensen een hart onder de riem te steken; alleen al door ze te zien, te bezoeken, te erkennen. Minstens zo belangrijk is dat als kerkelijke of politieke hulpacties en programma's. Het is de ziel ervan.
Maar wat te doen 'als jij eens uitvalt', zei prof. J. de Graaf begin jaren zestig, dan 'is er niemand die op de hoogte is van het dagelijks leven in Oost-Europa'. (p. 109) Die uitspraak van De Graaf, zelf ook een bruggenbouwer tussen Oost en West, werd het begin van een langlopende uitzending van (voornamelijk) theologische studenten vanuit Nederland naar Tsjechoslowakije, Polen, Roemenië, Hongarije, waar Hebe zich jarenlang voor ingezet heeft. Na de eerste in 1963, Ton van den Beld naar Praag, volgde er een indrukwekkende rij van meer dan zeventig studenten die
één of zelfs twee jaar in een oosteuropees land verbleven. Enkele getuigenissen van hun ervaringen zijn opgenomen in het boek van Hebe. Het is haar niet geringe verdienste dat ze ervoor gezorgd heeft dat de kennis van de toestand en de geschiedenis van verscheidene Oostblok-landen in de Nederlandse kerken dankzij deze vroegere studenten ruim voorradig is en levend gehouden wordt. Het verblijf daarginds is voor ieder minstens onvergetelijk geworden en voor heel wat van hen bepaalde het hun verdere levensloop en levensvorm.
Het lijkt zo simpel en voor de hand liggend om studenten daar te laten studeren en er het oor te luisteren te leggen, maar hoe moeilijk en moeizaam was de toegang tot b.v.de Hongaars-gereformeerde faculteit in het Roemeense Cluj. Zonder het gewiekste en kordate opereren van Hebe was het nooit gelukt daar een student naar toe te krijgen. Maar haar lukte het; en in 1968 konden Henk en Sally van de Graaf aan het ongewisse avontuur beginnen en het tot een goed einde brengen.
Wat dreef Hebe bij al haar inspanningen en ondernemingen? Daar reflecteert ze heel weinig over in haar boek. Het is voor haar geen punt van discussie wat haar, wat ons wezenlijk te doen staat. Mensonwaardig is het om onvrij en in de leugen te moeten leven als een zwijgzame en lijdzame pion op het schaakbord van het systeem, van de heersende macht, ook al speelt zich dit tamelijk ver van het eigen land af. Daarom hadden de non-conformisten en dissidenten haar natuurlijke sympathie en ondersteuning, al vermeed ze ook niet het contact met aanhangers van het communisme. Zo was ze bevriend geraakt 'met een fel communistische echtpaar' in de DDR. Hoge partijfunctionarissen met wie ze 'heftige gesprekken' had. 'Maar ze vonden het fijn als ik kwam. Zulke hoge pieten hadden geen vrienden. Of de mensen likten òf ze meden hen, maar een open gesprek was er niet voor hen.' (p. 96)
Piet van Veldhuizen, die destijds als student naar Polen ging, zegt in het 'ten geleide' van het boek enkele m.i. rake dingen over de aard van Hebe's motieven. Het gaat haar om 'de zaak van vrijheid en waarheid' en dat is voor haar 'gefundeerd in het christelijk geloof.' Op een heel vanzelfsprekende en overtuigende manier. Studie en lectuur, vooral van Miskotte en Rosenstock, verdiepten dat motief, maar fundeerden het niet.
Ik wil het signalement van dit waardevolle boek instemmend afsluiten met wat Piet van Veldhuizen schrijft: 'Mij is opgevallen dat er in dit boek geen nare dingen over personen worden gezegd. Hebe heeft op haar ongewone levensweg de nodige aanvaringen met mensen gehad... Als student had ik de indruk dat Hebe precies wist welke mensen goed waren en wie fout. Gaandeweg heb ik ontdekt, dat zij in haar betrokkenheid op de zaak ook bereid was haar oordeel te herzien, en nu constateer ik met respect dat zij in dit boek geen oude rekeningen vereffent. De waarheid is voor Hebe Kohlbrugge oneindig veel belangrijker dan haar eigen gelijk.'
Uit: Woord en Dienst, 17 augustus 2002