Tom Naastepad
Het lied op onze lippen
Het moest er van komen en het is er dit jaar van gekomen: de liederen van Tom Naastepad (1921-1996) zijn vanuit hun verstrooiing bijeengebracht in één bundel Het lied op onze lippen. (Gooi en Sticht, Kampen 2003. Prijs: € 21,50)
Het zijn inderdaad liederen en geen gedichten, zoals ik aanvankelijk meende toen ik van de publicatie hoorde. Geen lied in deze liedbundel is zonder melodie en vaak zijn ze op meer dan één melodie getoonzet. Ik weet eigenlijk niet of Naastepad ook nog gedichten heeft gemaakt die eventueel voor publicatie in aanmerking zouden komen. Ik vermoed van niet, want zijn onmiskenbaar poëtische talenten heeft hij helemaal dienstbaar gemaakt aan de lofzang van de gemeente. Zo wilde hij te boek staan: als een 'poëet van het Woord' (Jak. 1: 22), als een ambachtelijke opperzangmeester. Het lied is één manier - en niet de geringste! - om het Schriftwoord op te vangen in de samenkomst van de gemeente en weerklank te doen vinden in het gemoed en het bestaan. Een andere manier is die van 'tekst en uitleg' geven van de Schriften en dat heeft Naastepad, naar zijn eigen zeggen, als zijn 'eigenlijke vak' gezien. (p. 14) Ook zo kennen we hem als een onvergetelijke en onvergelijkelijke, al zo'n veertig jaar. Een letterknecht in zijn aandacht voor de Schriftwoorden en daarin kan de Geest verrassend opsteken en vrij gaan waaien. Ik mag en moet zeggen dat ik in mijn eigen preekarbeid door niemand al vele jaren zo geïnspireerd ben als door Naastepad in zijn verscheidene 'verklaringen van een bijbelgedeelte', zoals al die exegetische en homiletische juweeltjes van zijn hand bescheiden heten. En ik zou verder niet weten hoe ik, hoe we, er spiritueel aan toe zouden zijn in de kerk zonder die generatie van dichters en zangers waarvan Naastepad er één was, naast Barnard, Den Besten, Wit, Heeroma, Schulte Nordholt, Oosterhuis. Met de Hervormde bundel uit mijn geboortejaar 1938 had ik het misschien niet uitgehouden in de kerk. Het Liedboek was me destijds een verademing, natuurlijk ook vanwege de nieuwe psalmberijming, en is dat nog wel, al mag het na dertig jaar best eens vernieuwd worden, maar dan graag ook met een aantal liederen uit deze bundel van Naastepad. Het elftal dat hij er destijds kreeg toebedeeld behoort, naar mijn mening, tot het mooiste, sterkste en meest bijbelse uit het Liedboek.
Mooi, sterk, bijbels, dat geldt zeker ook voor de liederen die ik nog niet kende uit deze nieuwe bundel. Dat zijn er van de totaal 131 heel wat. Daarbij zijn er die nauw en direct aansluiten en stem geven aan bepaalde bijbelteksten. Lied 23 'De goede wandel' naar Efeziërs 5: 1-10 is daarvan een mooi voorbeeld:
Het gaat hier om een 'rechtstreekse berijming' van een Schriftgedeelte, maar veel liederen bewegen zich vrijer tegenover de Schrifttekst en die zijn dan in de bundel ondergebracht in de rubriek 'Vrije gezangen'. Scherp is dat onderscheid evenwel niet, want - zoals de redactie schrijft in de Verantwoording - 'Alle liedteksten van Naastepad zijn immers in de woordwereld van de Schriften gedrenkt, en alle liederen ook reageren in dezelfde poëtische vrijheid op de Schriften, waarmee die Schriften zelf reageren op elkáár'. (p. 15)
Meestal zijn de liederen van Naastepad van een frappante eenvoud, zowel wat de vorm aangaat alsook wat de theologische inhoud en strekking betreft. Maar soms paart de eenvoud zich aan een intrigerende theologische diepzinnigheid. Daarvan vind ik het Lied met de titel 'De blinde vader en de verloren zoon' (nr. 86) een voorbeeld.
Ik meen te weten dat Thomas Naastepad geen graf en geen grafsteen wilde, zelfs geen publieke uitvaart. Zijn vrienden en vele bewonderaars heeft dat gespeten, maar het karakteriseert hem wel. De mens Naastepad gaat nagenoeg schuil achter zijn dicht- en preekwerk. Zo wilde hij het ook. ' ... de wind zal heengaan met mijn lied, / het kon u niet genezen / ... maar God maakt zijn beloften vol / als levende rivieren.' (nr. 116). Dat 'mijn' heeft betrekking op Johannes de Doper, maar ik moest daarbij wel even aan Naastepad zelf denken.
Deze bundel vorme zijn 'epitaaf', zoals Rinse Reeling Brouwer, naast H. P. M. van den Bogaard, G. A. de Groot en L. W. Lagendijk één van de redacteuren van deze bundel, het al eerder wenste. (p. 13). Nu is het zover. We mogen er blij mee zijn.
Uit: In de Waagschaal. Nieuwe Jaargang 32. Nr.11 (16 augustus 2003)
Het zijn inderdaad liederen en geen gedichten, zoals ik aanvankelijk meende toen ik van de publicatie hoorde. Geen lied in deze liedbundel is zonder melodie en vaak zijn ze op meer dan één melodie getoonzet. Ik weet eigenlijk niet of Naastepad ook nog gedichten heeft gemaakt die eventueel voor publicatie in aanmerking zouden komen. Ik vermoed van niet, want zijn onmiskenbaar poëtische talenten heeft hij helemaal dienstbaar gemaakt aan de lofzang van de gemeente. Zo wilde hij te boek staan: als een 'poëet van het Woord' (Jak. 1: 22), als een ambachtelijke opperzangmeester. Het lied is één manier - en niet de geringste! - om het Schriftwoord op te vangen in de samenkomst van de gemeente en weerklank te doen vinden in het gemoed en het bestaan. Een andere manier is die van 'tekst en uitleg' geven van de Schriften en dat heeft Naastepad, naar zijn eigen zeggen, als zijn 'eigenlijke vak' gezien. (p. 14) Ook zo kennen we hem als een onvergetelijke en onvergelijkelijke, al zo'n veertig jaar. Een letterknecht in zijn aandacht voor de Schriftwoorden en daarin kan de Geest verrassend opsteken en vrij gaan waaien. Ik mag en moet zeggen dat ik in mijn eigen preekarbeid door niemand al vele jaren zo geïnspireerd ben als door Naastepad in zijn verscheidene 'verklaringen van een bijbelgedeelte', zoals al die exegetische en homiletische juweeltjes van zijn hand bescheiden heten. En ik zou verder niet weten hoe ik, hoe we, er spiritueel aan toe zouden zijn in de kerk zonder die generatie van dichters en zangers waarvan Naastepad er één was, naast Barnard, Den Besten, Wit, Heeroma, Schulte Nordholt, Oosterhuis. Met de Hervormde bundel uit mijn geboortejaar 1938 had ik het misschien niet uitgehouden in de kerk. Het Liedboek was me destijds een verademing, natuurlijk ook vanwege de nieuwe psalmberijming, en is dat nog wel, al mag het na dertig jaar best eens vernieuwd worden, maar dan graag ook met een aantal liederen uit deze bundel van Naastepad. Het elftal dat hij er destijds kreeg toebedeeld behoort, naar mijn mening, tot het mooiste, sterkste en meest bijbelse uit het Liedboek.
Mooi, sterk, bijbels, dat geldt zeker ook voor de liederen die ik nog niet kende uit deze nieuwe bundel. Dat zijn er van de totaal 131 heel wat. Daarbij zijn er die nauw en direct aansluiten en stem geven aan bepaalde bijbelteksten. Lied 23 'De goede wandel' naar Efeziërs 5: 1-10 is daarvan een mooi voorbeeld:
Wandelt achter God uw Heer
als geliefde kind'ren
die indachtig zijt hoezeer
Christus ons beminde:
houdt voor ogen waar Hij ging,
alles gaf en waagde,
leven is herinnering
hoe Hij God behaagde.
Ontucht is vergeefs bestaan,
hebzucht doet vergeten,
't heeft ook onder u geen naam
heilig zijn is weten,
tegen slechter weten in
leugen leugen noemen
en veel meer nog dankbaar zijn
dat men God mag roemen.
Wat gevierd wordt en met macht
rondgaat in uw midden
goden met hun gunstbejag
zult gij niet aanbidden:
dat is blinde slavernij
voor vergulde tronen,
en Gods opperheerschappij
wil slechts vrije zonen.
Hoedt u voor de lege stem
en haar dove woorden,
want zij galmen tegen Hem
om Hem te vertoornen,
als gij zoveel monden ziet
en zij spannen samen:
weest hun deelgenoten niet,
gij zijt erfgenamen.
Eertijds waart ge duisternis,
dwaalspoor voor elkander,
maar die licht en luister is
straalt nu in uw wandel.
Leidt elkander naar het feest,
eerlijk en rechtvaardig,
proeft de vruchten van de Geest,
proeft Gods welbehagen!
als geliefde kind'ren
die indachtig zijt hoezeer
Christus ons beminde:
houdt voor ogen waar Hij ging,
alles gaf en waagde,
leven is herinnering
hoe Hij God behaagde.
Ontucht is vergeefs bestaan,
hebzucht doet vergeten,
't heeft ook onder u geen naam
heilig zijn is weten,
tegen slechter weten in
leugen leugen noemen
en veel meer nog dankbaar zijn
dat men God mag roemen.
Wat gevierd wordt en met macht
rondgaat in uw midden
goden met hun gunstbejag
zult gij niet aanbidden:
dat is blinde slavernij
voor vergulde tronen,
en Gods opperheerschappij
wil slechts vrije zonen.
Hoedt u voor de lege stem
en haar dove woorden,
want zij galmen tegen Hem
om Hem te vertoornen,
als gij zoveel monden ziet
en zij spannen samen:
weest hun deelgenoten niet,
gij zijt erfgenamen.
Eertijds waart ge duisternis,
dwaalspoor voor elkander,
maar die licht en luister is
straalt nu in uw wandel.
Leidt elkander naar het feest,
eerlijk en rechtvaardig,
proeft de vruchten van de Geest,
proeft Gods welbehagen!
Het gaat hier om een 'rechtstreekse berijming' van een Schriftgedeelte, maar veel liederen bewegen zich vrijer tegenover de Schrifttekst en die zijn dan in de bundel ondergebracht in de rubriek 'Vrije gezangen'. Scherp is dat onderscheid evenwel niet, want - zoals de redactie schrijft in de Verantwoording - 'Alle liedteksten van Naastepad zijn immers in de woordwereld van de Schriften gedrenkt, en alle liederen ook reageren in dezelfde poëtische vrijheid op de Schriften, waarmee die Schriften zelf reageren op elkáár'. (p. 15)
Meestal zijn de liederen van Naastepad van een frappante eenvoud, zowel wat de vorm aangaat alsook wat de theologische inhoud en strekking betreft. Maar soms paart de eenvoud zich aan een intrigerende theologische diepzinnigheid. Daarvan vind ik het Lied met de titel 'De blinde vader en de verloren zoon' (nr. 86) een voorbeeld.
Izak was een blinde vader
die de wisseling niet zag
van het duister en de dag,
van de list en de genade.
Want de zegen werd gegeven
aan de boze leugenaar
't offerdier gaf huid en haar
om de zonde te bekleden.
En de oudste ging verloren
van zijn heil en van zijn recht,
maar de trouweloze knecht
werd van God het eerst geboren.
Want God ruilde list en leugen
voor het groot geheimenis,
Jakob werd gelijkenis
van zijn huis en van zijn wegen.
Heer, gij zijt een blinde vader
die de wisseling niet ziet,
als de boosheid is geschied
staan wij op en komen nader.
Want uw zoon raakte verloren,
tweelingbroeder in het leed,
wij zijn met zijn Naam bekleed,
zegen ons, van U geboren.
Dat levende theologie het lied en de poëzie als bron van inspiratie niet kan missen meenden we al te weten, maar we worden er hier opnieuw bij bepaald. Het lied reikt verder en raakt en respecteert het geheimenis meer dan ook het subtielste theologische betoog. Naastepad was theoloog als dichter; en dichter als theoloog De combinatie is even zeldzaam als grandioos in zijn geval.die de wisseling niet zag
van het duister en de dag,
van de list en de genade.
Want de zegen werd gegeven
aan de boze leugenaar
't offerdier gaf huid en haar
om de zonde te bekleden.
En de oudste ging verloren
van zijn heil en van zijn recht,
maar de trouweloze knecht
werd van God het eerst geboren.
Want God ruilde list en leugen
voor het groot geheimenis,
Jakob werd gelijkenis
van zijn huis en van zijn wegen.
Heer, gij zijt een blinde vader
die de wisseling niet ziet,
als de boosheid is geschied
staan wij op en komen nader.
Want uw zoon raakte verloren,
tweelingbroeder in het leed,
wij zijn met zijn Naam bekleed,
zegen ons, van U geboren.
Ik meen te weten dat Thomas Naastepad geen graf en geen grafsteen wilde, zelfs geen publieke uitvaart. Zijn vrienden en vele bewonderaars heeft dat gespeten, maar het karakteriseert hem wel. De mens Naastepad gaat nagenoeg schuil achter zijn dicht- en preekwerk. Zo wilde hij het ook. ' ... de wind zal heengaan met mijn lied, / het kon u niet genezen / ... maar God maakt zijn beloften vol / als levende rivieren.' (nr. 116). Dat 'mijn' heeft betrekking op Johannes de Doper, maar ik moest daarbij wel even aan Naastepad zelf denken.
Deze bundel vorme zijn 'epitaaf', zoals Rinse Reeling Brouwer, naast H. P. M. van den Bogaard, G. A. de Groot en L. W. Lagendijk één van de redacteuren van deze bundel, het al eerder wenste. (p. 13). Nu is het zover. We mogen er blij mee zijn.
Uit: In de Waagschaal. Nieuwe Jaargang 32. Nr.11 (16 augustus 2003)