Zomer en zorgen
Hoe mooi de zomer ook kan zijn als je overdag fietsend door de polder daar de geuren en kleuren van het landschap indrinkt of ’s avonds op een terras bier of wijn geniet met vrienden, het wereldnieuws zorgt niettemin voor onrust en een lichte paniek in een brede rand van het belevingsveld.
‘Niet of er een terroristische aanval komt op Nederland is de vraag, alleen wanneer en waar.’ Zo de TV-rubriek ‘Netwerk’ deze week. En we zijn er niet op voorbereid. Nee, wat wil je ook. Zelfs een politiestaat biedt geen waarborgen tegen zulk een onverhoeds toeslaand onheil.
Worden we meer dan nodig is bang gemáakt? Volgens Michael Moore in zijn film ‘Fahrenheit 9/11’, scherp anti-Bush, heeft een regering er belang bij dat er angst is onder de bevolking om snode plannen door te kunnen voeren. Hij bedoelt dan met name de oorlog tegen Irak, een land dat Amerika nooit heeft aangevallen of ook maar gedreigd heeft dat te doen. Ook al voor ik die film zag maakte ik me geen illusies over de oprechte en nobele bedoelingen van George W. Bush, maar dat hij (mogelijk) particuliere familiebelangen najoeg was me toch niet bekend. Geheel overtuigend toont Moore dat ook niet aan, maar als er maar 10 % van waar is, is het al kwalijk genoeg. O, die retoriek over vrijheid en democratie en het mooiste en gelukkigste land ter wereld, wat kun je daar wee en naar van worden! Maar van de zonen en dochters van de Senaatsleden zit er maar ééntje in Irak om daar die zaken te behartigen, weet Michael Moore te melden en een door hem gespeelde actie daar verandering in aan te brengen vindt bij de leden van de Senaat niet veel weerklank!
Niettemin heb ik ook mijn eigen zorg en angst omtrent dat dreigende terrorisme dat tot de grootste en meest kwellende problemen van de pas begonnen 21-ste eeuw lijkt te gaan horen. Zorg en angst die ik ongetwijfeld met velen deel. Zaak is het om die angst te reduceren tot de reële en rationele kern. Ze mag niet mateloos worden. Je moet je er niet door laten verlammen in je denken en je doen, zeg ik tegen mezelf. Je mag en kunt niet uitsluiten dat er vandaag of morgen ook in Nederland verschrikkelijke dingen gebeuren. Nu..., dan zien we weer. Ook dan hopen we verder te leven.
Ondertussen neem ik het mezelf kwalijk dat ik niet alerter en energieker, niet beter geïnformeerd met deze dingen bezig ben, dat ik zo veel tijd in luiheid en lusteloosheid en met onbenulligheden verdoe. Ja, schuif het maar af op de warme, loom makende zomer, maar dat is natuurlijk een wel erg goedkope uitvlucht.
Okay, je bent dan lui en lamlendig. Ik moet het herhaaldelijk bij mezelf vaststellen, maar ook hier moet en mag je van grenzen weten. Plots laat ik de luiheid en de lafheid kordaat achter me en doe iets goeds, soms zelfs iets dappers. Want de mateloosheid van onze bezorgdheid over de wereld moet zich niet óok nog eens vermengen met het chagrijn over onze eigen onmacht en onwil. Daarmee raken we steeds verder van huis en van slag.
Blijf helder denken en zoek naar bemoedigende woorden in die beklemmende problematiek van dat dreigende terrorisme. In het uitspreken en het delen van die angsten en zorgen ligt al een zekere bevrijding. En laten we ons de levensvreugde niet laten vergallen door het kwaad dat deze wereld teistert. De vriendschap, de liefde, het genieten van het zomerlicht en de avondkoelte mogen er niet onder lijden, maar daarin zien we de narigheden wel onder ogen en weren we ze niet uit het hart. We vlúchten niet in de genietingen. We kunnen er ons ook niet in bergen. Dat zou een illusie zijn.
We drinken onze wijn niet zonder te denken aan wat er aan leed is en er gebeurt aan onrecht en ellende, maar we heffen het glas - met trillende, maar toch vaste hand - in het gelóof in een toekomst van vrede en geluk. Anders zouden we cynisch worden. Alleen maar hardvochtige, haast fanatieke levensgenieters. Tot dat cynisme geeft de wereld weliswaar volop aanleiding, maar het geloof niet. Zeg ik tot mezelf. En ik moet het nog al eens herhalen.
(september 2004)
‘Niet of er een terroristische aanval komt op Nederland is de vraag, alleen wanneer en waar.’ Zo de TV-rubriek ‘Netwerk’ deze week. En we zijn er niet op voorbereid. Nee, wat wil je ook. Zelfs een politiestaat biedt geen waarborgen tegen zulk een onverhoeds toeslaand onheil.
Worden we meer dan nodig is bang gemáakt? Volgens Michael Moore in zijn film ‘Fahrenheit 9/11’, scherp anti-Bush, heeft een regering er belang bij dat er angst is onder de bevolking om snode plannen door te kunnen voeren. Hij bedoelt dan met name de oorlog tegen Irak, een land dat Amerika nooit heeft aangevallen of ook maar gedreigd heeft dat te doen. Ook al voor ik die film zag maakte ik me geen illusies over de oprechte en nobele bedoelingen van George W. Bush, maar dat hij (mogelijk) particuliere familiebelangen najoeg was me toch niet bekend. Geheel overtuigend toont Moore dat ook niet aan, maar als er maar 10 % van waar is, is het al kwalijk genoeg. O, die retoriek over vrijheid en democratie en het mooiste en gelukkigste land ter wereld, wat kun je daar wee en naar van worden! Maar van de zonen en dochters van de Senaatsleden zit er maar ééntje in Irak om daar die zaken te behartigen, weet Michael Moore te melden en een door hem gespeelde actie daar verandering in aan te brengen vindt bij de leden van de Senaat niet veel weerklank!
Niettemin heb ik ook mijn eigen zorg en angst omtrent dat dreigende terrorisme dat tot de grootste en meest kwellende problemen van de pas begonnen 21-ste eeuw lijkt te gaan horen. Zorg en angst die ik ongetwijfeld met velen deel. Zaak is het om die angst te reduceren tot de reële en rationele kern. Ze mag niet mateloos worden. Je moet je er niet door laten verlammen in je denken en je doen, zeg ik tegen mezelf. Je mag en kunt niet uitsluiten dat er vandaag of morgen ook in Nederland verschrikkelijke dingen gebeuren. Nu..., dan zien we weer. Ook dan hopen we verder te leven.
Ondertussen neem ik het mezelf kwalijk dat ik niet alerter en energieker, niet beter geïnformeerd met deze dingen bezig ben, dat ik zo veel tijd in luiheid en lusteloosheid en met onbenulligheden verdoe. Ja, schuif het maar af op de warme, loom makende zomer, maar dat is natuurlijk een wel erg goedkope uitvlucht.
Okay, je bent dan lui en lamlendig. Ik moet het herhaaldelijk bij mezelf vaststellen, maar ook hier moet en mag je van grenzen weten. Plots laat ik de luiheid en de lafheid kordaat achter me en doe iets goeds, soms zelfs iets dappers. Want de mateloosheid van onze bezorgdheid over de wereld moet zich niet óok nog eens vermengen met het chagrijn over onze eigen onmacht en onwil. Daarmee raken we steeds verder van huis en van slag.
Blijf helder denken en zoek naar bemoedigende woorden in die beklemmende problematiek van dat dreigende terrorisme. In het uitspreken en het delen van die angsten en zorgen ligt al een zekere bevrijding. En laten we ons de levensvreugde niet laten vergallen door het kwaad dat deze wereld teistert. De vriendschap, de liefde, het genieten van het zomerlicht en de avondkoelte mogen er niet onder lijden, maar daarin zien we de narigheden wel onder ogen en weren we ze niet uit het hart. We vlúchten niet in de genietingen. We kunnen er ons ook niet in bergen. Dat zou een illusie zijn.
We drinken onze wijn niet zonder te denken aan wat er aan leed is en er gebeurt aan onrecht en ellende, maar we heffen het glas - met trillende, maar toch vaste hand - in het gelóof in een toekomst van vrede en geluk. Anders zouden we cynisch worden. Alleen maar hardvochtige, haast fanatieke levensgenieters. Tot dat cynisme geeft de wereld weliswaar volop aanleiding, maar het geloof niet. Zeg ik tot mezelf. En ik moet het nog al eens herhalen.
(september 2004)