Matteüs 9: 1-8

'Geloof door liefde werkende', dáar komt het op aan, zegt Paulus in Gal. 5:6.
Niet dat je je nauwkeurig aan de wet en de wetsregels houdt maakt dat je een rechtvaardig, waarachtig en vrij mens wordt, maar dat alles bén je, dat mag je zijn als je gelóoft, gelooft in Christus.
En 'ge zijt los van Christus als ge door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat ge.'
Een mens kan zichzelf niet redden, niet bevrijden, niet rechtvaardigen, óok niet door een voorbeeldige wetsbetrachting, door een ethisch verantwoord leven, maar hij mag zich in en door Christus bevrijd en gerechtvaardigd weten, om niet; en zich dan ook als een vrij mens gedragen.

Een vrij mens! Maar pas op, let wel, zegt Paulus, 'gebruik die vrijheid niet als een aanleiding, een operatiebasis voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde.'
De vrijheid heeft haar maatstaf in de liefde. Nooit is vrijheid vrijheid om te zondigen, om het kwade te doen. Dat moge duidelijk zijn. Want in het doen van het kwade, in de zonde gaat de vrijheid teloor en gaat de mens te gronde. Want 'indien ge elkaar bijt en wel kunt vreten,' zegt Paulus een beetje grof en sarcastisch, ' pas dan op, dat ge niet door elkaar verslonden wordt.'
De liefdeloosheid is het einde van de vrijheid. Vrijheid en liefde zijn innig met elkaar verbonden, evenals geloof en liefde.

Kunnen we met name dat laatste verduidelijken aan een verhaal? We lazen uit het evangelie van Matteüs- het is de klassieke lezing van de 18e zondag na Pinsteren- het verhaal van de genezing van een verlamde en -ik zou denken- dat kan dienen als een illustratie van wat Paulus in Galaten 5 bedoelt.

Direct al in het begin bevat dit verhaal een verrassend element. We lezen in vers 2: 'En Jezus hun geloof ziende, zei tot de verlamde: "Moed, jongen, jouw zonden worden vergeven".'
Hun geloof- jouw zonden! Deze merkwaardige en opvallende verspringing! Blijkbaar kun je baat hebben, ja gered en genezen worden door het geloof van anderen. Misschien had die verlamde op zijn matras geen greintje geloof, voor geen stuiver vertrouwen meer. Geen geloof in het leven in het algemeen en ook geen fiducie in deze onderneming in het bijzonder. Wellicht liet hij maar wat onverschillig met zich sjouwen. Ze dóen maar!
Het is zelfs waarschijnlijk, want gebrek aan fiducie, aan vertrouwen verlamt en vertraagt een mens en die lijfelijk ervaren verlamming knijpt vervolgens alle levensmoed, elk zelfvertrouwen eruit. Dat wordt dan een vicieuze cirkel waar we op eigen kracht niet uitkomen.

Maar of hij nu geloof heeft of niet die verlamde heeft in ieder geval...vrienden, mákkers! Broeders in de nood, die hem letterlijk en figuurlijk dragen. Ja, je zou zelfs kunnen zeggen: in die makkers heeft deze verlamde al voeten om te gáan en benen om op te stáan!
Prachtig hoe in dat plaatje van dat dragen van dat bed met die verlamde erop de opheffing van die verlamming zich al aankondigt en aftekent...
Zeker, er gaat een wonder gebeuren, maar hier kunnen we goed zien dat er aan de wonderen van redding en genezing -om zo te zeggen- 'enig dienstwerk' ten grondslag ligt. Dat opkomen en inspringen van de één voor de ander dat draagt en dat herstelt het mensenleven, de menselijkheid. Dat elkaar niet in de ellende laten liggen en laten omkomen.

Het geloof van anderen, van 'n ander kan onze redding worden. En u weet dat is in het evangelie bepaald geen rand-gegeven, maar dat is centraal. Misschien hebben we soms ook zelf geen greintje geloof en zit er geen sprankje hoop in ons leven. Zo vreemd is dat niet in een moedeloos en sprakeloos makende wereld, in verlammende levensomstandigheden. Maar beslissend, doorslaggevend is dat niet. Van beslissend belang is het of we iemand hebben die voor ons opkomt en instaat; of we een broeder of zuster hebben die zich voor ons inzet en die ons op de been houdt als we zelf geen been hebben om op te staan.

'Jezus hun geloof ziende...' Kunnen we nog precieser aangeven waarin dat geloof, dat Jezus bij die mannen ziet, nu bestáát? Is dat dan niet méer dan deze simpele daad van kameraadschap? Dit eenvoudige stukje dienstbetoon?
Meer laat zich uit de tekst niet aflezen. Althans niet bij Matteüs. U weet wellicht dat Marcus en Lucas dat verhaal spectaculairder vertellen doordat bij hen die makkers het dak opklimmen, dat openbreken en door die opening de matras met de verlamde er bovenop vlak voor Jezus neerlaten! Een uiterst vrijpostige entree. Een stoutmoedig staaltje. En ongetwijfeld behoren ook die vrijpostigheid en stoutmoedigheid tot de vrijheid van het geloof waarover Paulus het heeft in Galaten. Geloof is wegen en uitwegen zoeken. Niet bij de pakken neerzitten. Desnoods regels negeren of wetten overschrijden in de vindingrijkheid van de liefde. Want de liefde is de hoogste maatstaf voor ons gedrag. Niet altijd of we de beleefdheid in acht nemen of ons aan de regels houden.
Dus we hadden ook wel Marcus of Lucas kunnen lezen om te illustreren wat Paulus bedoelt met de vrijheid van de wet, van de op zichzelf goede regels, waartoe Christus ons vrijgemaakt heeft. Maar de versie van Mattheüs heeft het voordeel dat die zijn vertelling versobert tot de kern van de zaak en die kern van de zaak is die onbaatzuchtige daad van kameraadschap, van solidariteit met die verlamde.

Zij dragen hun vriend die zelf niet lopen kan- en die in Jezus wellicht geen enkel geloof heeft.

Dat ziet Jezus als hún geloof, maar het is duidelijk 'geloof door liefde werkende'; geloof actief, werkzaam in deze eenvoudige daad van solidariteit. Eigenlijk toch iets heel vanzelfsprekends, iets heel gewoons, (zult u misschien zeggen), maar helaas in een wereld van 'ieder-voor-zich' (en niet een wereld waarin de één voor de ander instaat en opkomt) helemaal niet zo vanzelfsprekend en gewoon.

Dat dragen en naar Jezus brengen van hun verlamde makker, dat is het geloof van deze mannen. Meer zegt Matteüs er niet van, maar dat is genoeg, dat is de kern.

We kunnen dat nog wat uitdiepen en dan opmerken: daarmee bevinden die mannen zich niet alleen op de weg naar Jezus tóe, maar ze bevinden zich tegelijk op de weg ván Jezus en mét Jezus. Want die aan zijn bed gekluisterde, verlamde man is toch in de verte ook een beeld van de aan het kruis gebonden Jezus zelf. Daar, aan het kruishout, is Jezus de verlamde gelijk geworden. Daar heeft hij zijn lot gedeeld en op zich genomen en zo bevinden die makkers van de verlamde zich, zonder het te weten of het te willen, met Hem op zijn weg.
Geloof is gaan tot Jezus, maar het is ook gaan met Hem en met allen waarmee Jezus zich geïdentificeerd, gelijkgesteld heeft: armen, zondaars, verlamden en wanhopigen. Die hebben we in Christus altijd bij ons; en in hen hebben we Hém bij ons.

We keren nog even terug naar Galaten 5. Vrijheid is daar het kernwoord en het heeft er een uitgesproken positieve klank. Daar zal het om gaan dat we vrije mensen zijn, dat we in vrijheid onszelf kunnen en mogen zijn. Maar wij associëren vrijheid vaak met 'doen wat we maar willen', met vrij zijn van zorgen en plichten. Nu, dat is misschien wel even mooi, maar toch niet erg realistisch. Het leven is geen doorlopende vakantie. Gelukkig niet, zeggen we er zachtjes bij. Ook het leven van de in Christus verlosten is dat niet. De vrijheid die Paulus hier voor ogen staat is een vrijheid in de zorgen en de plichten, in de alledaagse dagen van het leven tussen de mensen en met de dingen die ons vaak zo kunnen belasten en vermoeien. Juist daar gaat het erom dat we vrije mensen zijn. Mensen die in alle eenvoud zichzelf zijn, die zich niet laten knechten of op sleeptouw laten nemen, die de moed erin houden, die wandelen in de liefde waarmee ze in Christus geliefd zijn.
Vrijheid kan toch niet de zoveelste poging zijn om aan het reële leven tussen de mensen te ontsnappen, maar het is juist leven en jezelf zijn temidden van de mensen, temidden van de dingen van de maatschappij, het gezin, het werk en ja dan ook in de vakantie en de vrije tijd. Want ook daar is het nog niet altijd zo eenvoudig om echt een vrij mens te zijn!.

Vrijheid?! Paulus zegt: 'Gebruik die vrijheid niet als een aanleiding, een vrijbrief voor het vlees, maar dient elkander door de liefde.' In die dragende, duldende, dienende liefde gebeuren er wonderen en wordt ons leven, misschien in alle stilte, gekroond met eer en heerlijkheid.


AMEN
(c) Rens Kopmels