De predikant als mystagoog?

Wat is er gaande onder (een deel van) onze predikanten? Die vraag kwam bij me op bij het lezen van het laatste nummer van 'Predikant en Samenleving', waarin verslag wordt gedaan van de predikantendag 2003 op 6 mei in de Utrechtse Domkerk. Daar verzorgde Prof. Manfred Josutis de hoofdlezing onder de titel: 'Predikant, mystagoog in de moderne tijd'.
Mystagoog! Ik moest het even opzoeken om de preciese betekenis te achterhalen, want ik geloof niet dat ik dat woord ooit spontaan in mijn mond heb genomen of dat het uit mijn pen is gevloeid. Nu, Van Dale geeft één omschrijving: 'inwijder in mysteriën'. Zonder bepalend lidwoord. Wélke mysteriën wordt er dus niet bij gezegd en dat wordt in het verslag van ds. Maarten Mook en in de samenvatting van Josutis ook niet erg duidelijk, ofschoon ik sterk de indruk krijg dat het woord in deze zeer algemene en taalkundig dus juiste zin gebruikt wordt.
Ons als predikanten wordt in het referaat van prof. Josutis 'een spiegel voorgehouden' en daarbij 'legde hij andere accenten binnen ons vakgebied en beroepsmatig functioneren', aldus Mook. We zijn benieuwd naar wat we te horen krijgen. Onder meer dit: 'We zijn dragers van Gods geheim. We mogen mensen vergezellen naar een verborgen en verboden gebied: Het Heilige! Niemand kent zichzelf volledig, laat staan dat wij God volledig zouden kennen. We zijn (bege)leiders in het verborgene. Zo zijn we Mystagogen.' (De hoofdletter lijkt op grote eerbied bij de verslaggever te wijzen.)
Mijn eerste commentaar is dat ik me in de verste verte niet herken in deze mij voorgehouden spiegel en nog wel zo zelfbewust ben dat ik me er vooralsnog ook niet in wens te herkennen. Dit zijn geen 'andere accenten', maar hier gaat het om een ander beroep als dat van predikant. Misschien heeft dat vak enige toekomst, maar ik hoop dat er nog wat predikanten overblijven die 'dienaren van het Woord' of 'herder en leraar' zullen blijven en óok dat de gemeente niet zo in verwarring is dat ze deze mystagogen in het ambt toelaat. Tja, een zekere tucht: je kan er naar verlangen.
Ik weet echt niet wat voor vaart dat loopt met die mystagogie. Waarom dit centrale thema op de Predikantendag? De organisatie zal het toch wel van belang hebben gevonden. Ben ik zo hopeloos in de tijd achtergebleven dat ik daar niets van begrijp? Niets van de zaak en nauwelijks iets van de uitleg die erbij gegeven wordt. Wat is toch dat heilige waarin we de mensen moeten begeleiden en vergezellen? Alsof we als pastores aan de alledaagse en soms menselijk-al-te- menselijke problemen al niet de handen vol hebben! Denk ik dan.
Maar luisteren we naar prof. Josutis om hopelijk dan toch iets te vatten van wat met dat heilige bedoeld kan zijn. 'De werkelijkheid van het heilige wordt niet dogmatisch geponeerd, maar door menselijke ervaringen gefundeerd en krijgt zijn inhoud door de bijbelse teksten.'
Niet alles is me glashelder in deze nadere verklaring, maar dat het heilige en de kerk zelf a priori op Naam staan wordt hier volstrekt niet gerespecteerd, laat staan gehonoreerd. We laten het open wat het heilige is. We poneren dat in ieder geval niet dogmatisch en we koersen op onze ervaringen van het heilige en daarbij valt er wellicht richting en inhoud te verwachten vanuit het oude boek waarmee we nu eenmaal vertrouwd zijn. Vlak de bijbel niet uit als het om onze zoektocht in en naar het heilige gaat. De bijbel voert ons binnen 'in het krachtenveld van het heilige'. Als ik het goed begrijp bevinden we ons daar overigens al; alleen we behoeven leiding, deskundige begeleiding. Die kan vanuit de bijbel en van de predikant / mystagoog komen. Die heeft er voor geleerd en staat wat steviger in zijn schoenen als het om het gebied van het heilige gaat.
Ik geloof dat ik eigenlijk niet competent ben om prof. Josutis tegen te spreken of te weerleggen, want ik versta er werkelijk niets meer van als hij spiritualiteit, toch al een lastig begrip, omschrijft als 'handwerk met de basale gegevens van het lijfelijk bestaan: met energetische uitwisseling, met plaatselijke uitwisseling, met sociale uitwisseling'. Het is mysterieuze taal in mijn oren en ik ben voorlopig nog geen ingewijde. Zouden de lezers van Predikant en Samenleving of de deelnemers aan de predikantendag dat nu allemaal begrepen hebben? Ik houd het maar op geleerd en duister klinkende nonsense, al was het alleen maar om mezelf geen minderwaardigheidscomplex te bezorgen.
Eén ding meen ik wel te weten: het predikantenwerk is anders. Geheel anders. De predikant(e) heeft de elementaire, maar overigens niet zo eenvoudige opdracht in de samenkomst van de gemeente de bijbel hardop te lezen en deze al horend uit te leggen. Hij is leraar als leerling in de school van profeten en apostelen. 'Dienaar van het Woord', zoals dat vanouds en heel ter zake heet. Het Woord, welteverstaan, dat in het getuigenis van de schriften tot ons komt. De predikant moet dat uitleggen en uitzeggen. Sommigen noemen dat laatste verkondigen, maar ik houd om de een of andere reden niet zo van dat woord. Het klinkt me te luid en te parmantig. Hier zou ik misschien, inderdaad, liever willen spreken van 'inwijden in het geheimenis'. Maar dan wel in dit geheimenis van Gods openbaring, van het verhaal van God en zijn volk. Maar over de openbaring als bron en norm van het kerkelijk en ambtelijk handelen en spreken hoor ik niets bij Josutis. Die bron heeft hij verlaten en die norm heeft hij losgelaten. Zo lijkt me althans. Het gaat hem om 'de werkelijkheid van het heilige... als macht ervaren', waarvan 'de manifestaties ambivalent zijn'. Het dringt zich aan mij niet op, moet ik eerlijk zeggen, tenzij bedoeld wordt dat alle levenservaringen ambivalent zijn, maar waarom dan opnieuw dat onderscheid tussen de werkelijkheid van het heilige en het gewone zo karakteristiek voor alle religies der heidenen? Is dat onderscheid dan niet opgeheven? Mogen we ons daarvan niet verlost weten?
Heilig zij ons alleen de Naam des Heren. Niets is in zichzelf heilig, maar alles is tot heiliging, d.i. tot toewijding aan God en lofprijzing van diens Naam, bestemd. Ach, ook wij spreken in geheimenissen. Dat is wel waar, maar niet in die onbepaalde zin.

Daarnaast is de predikant ook herder, pastor, in het spoor van de Goede Herder. Dat is een opdracht niet specifiek aan het ambt gebonden, want elke volgeling van Jezus wordt de zorg voor de naaste op het hart gebonden en de predikant is er bovendien voor vrijgesteld en heeft zich daartoe enige vaardigheden eigen gemaakt. Hij zal herder / pastor zijn door de hem toevertrouwde mensen op hun wegen en dwaalwegen te volgen en ze zó te leiden. Als een herder die zelf ook een dwalend schaap was en nog is.
Herder en leraar is de predikant. Bij die kerntaken zijn enige kanttekeningen op hun plaats. Maar de hemel beware ons voor predikanten als mystagogen. Daarmee gaan we de mist in en niet de mysteriën. En het laatste lijkt me niet echt anders dan het eerste.

(juni 2003)
(c) Rens Kopmels